10/2 congruentie (en inversie)

Congruentie
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Congruentie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat congruentie inhoudt;

  • eb je geoefend met congruentie.

Blauw = kennis = kennen = leren
Oranje = kunnen = oefenen met de kennis


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog en wat weet je samen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepsopdracht
Voorwaarde: 
- iedereen denkt eerst zelf na
- als echt niemand het weet, zoeken jullie informatie op
- je bent met elkaar in gesprek over de opgezochte lesstof
- je maakt samen een samenvatting van de opgezochte lesstof --> iedereen schrijft het op 
- één iemand maakt een foto en load deze in de volgende dia up.
- vul tijdens de instructie jouw  samenvatting aan met aantekeningen (in afkortingen)
Opdracht: 
1. Wat is congruentie?


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een foto van jullie aantekeningen.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Congruentie
= persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp

Enkelvoudig onderwerp = enkelvoudige persoonsvorm 
Een meervoudig onderwerp = een meervoudige persoonsvorm



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentiefout
= de persoonsvorm sluit niet aan bij het onderwerp 

Lastig te bepalen of onderwerp enkelvoud of meervoud is

Een kudde schapen liepen langs de bosrand.
Een kudde schapen liep langs de bosrand.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van congruentie of incongruentie?

De meerderheid van de leerlingen maakten het huiswerk gelukkig goed.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 10 - Quizvraag

Incongruentie, want het merendeel maakt; enkelvoudige kern. 
Is hier sprake van congruentie of incongruentie:

Het blijkt dat de jeugd in ons land tamelijk veel alcohol drinken.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van congruentie of incongruentie:

Wist jij dat deze groep rebellen in Congo voor vele misdaden tegen de menselijkheid verantwoordelijk zijn?
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier sprake van congruentie of incongruentie:

Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dertig procent van de deelnemers heeft de eindstreep niet gehaald.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is moeilijk om te beoordelen of de media wel betrouwbaar zijn.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oplossing voor deze moeilijke opdrachten is moeilijk te vinden.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werk voor deze les + huiswerk:
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
In je schrift, met de hand een samenvatting schrijven van alle theorie Cursus 5 Grammatica§ 9 ZD Congruentie + wat inversie en foutieve inversie inhoudt en wanneer je inversie mag toepassen (leerroute C)
+ Online, Cursus 5 Grammatica § 9 ZD Congruentie, opdracht 1 t/m 3
+ geresette opdrachten Cursus 5 Grammatica § 7 en 8

Wat niet af is = huiswerk




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe lesstof
Vul je samenvatting aan met aantekeningen;
- gebruik afkortingen die je zelf kan herkennen
- gebruik cijfers als getallen (dus niet uitschrijven)
- spelling doet er nu even niet toe
- gebruik pijlen om verbanden aan te geven
- werk het thuis netjes uit

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling
Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling richt de persoonsvorm zich naar de kern.

De groep leerlingen loopt het lokaal binnen.

Kern: De groep (enkelvoud)
Nabepaling: leerlingen (meervoud)
Persoonsvorm: loopt (enkelvoud, omdat het zich aanpast aan de kern "de groep")




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp is verzamelnaam voor personen, dieren en dingen
Als het onderwerp een verzamelnaam is voor personen, dieren en dingen, is de persoonsvorm enkelvoudig.

De menigte toeschouwers juicht na het doelpunt.

Kern: menigte (enkelvoud)
Nabepaling: toeschouwers (meervoud)
Persoonsvorm: juicht (enkelvoud, omdat "menigte" enkelvoud is)






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp is verzamelnaam voor personen, dieren en dingen
Dieren:
De kudde olifanten trekt door de savanne. (kudde is enkelvoud, dus trekt)

Dingen:
De stapel boeken ligt op tafel. (stapel is enkelvoud, dus ligt)







Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Een van de … die
In de constructie een van de + meervoudig woord + die volgt in de bijvoeglijke bijzin een meervoudige persoonsvorm: een van de … die; op de puntjes vul je een meervoudig woord in.

Zij is een van de studenten die hard werken.
--> Hoofdzin: Zij is een van de studenten
Kern: een (enkelvoud)
Meervoudig woord: studenten
Bijvoeglijke bijzin: die hard werken

Betrekking op "studenten" (meervoud) → meervoudige persoonsvorm "werken"
Waarom is "werken" meervoud?
--> De bijvoeglijke bijzin verwijst naar de studenten en niet naar één van hen, dus de persoonsvorm moet meervoud zijn.







Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Een van de … die
Ter vergelijking: als de bijzin zou slaan op één persoon, dan krijgt de persoonsvorm enkelvoud:

Zij is de enige van de studenten die hard werkt.







Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudige titels van boeken, films enz.
Bij meervoudige titels van boeken, films enzovoort volgt een enkelvoudige persoonsvorm.

Boeken:"De Zeven Zussen" staat al maanden in de bestsellerlijst.

Films: "The Hunger Games" blijft populair onder jongeren.

Muziekalbums: "De Beste Liedjes" van Davina Michelle wordt veel beluisterd.


--> Ook al lijkt de titel meervoudig, wordt het  toch als een geheel beschouwd. --> persoonsvorm =  enkelvoud









Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na rekeneenheid als meter, liter, dozijn, procent enz.
Na een rekeneenheid, zoals meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro, volgt een enkelvoudige persoonsvorm.

Afstanden: Vijf meter is genoeg om de kamer te overspannen.
Gewichten: Tien kilo weegt behoorlijk zwaar.
Hoeveelheden: Een dozijn eieren kost tegenwoordig meer dan vroeger.
Geldbedragen: Honderd euro is niet genoeg voor een nieuwe telefoon.
Procenten: Vijftig procent van de studenten slaagt voor het examen.


--> Een rekeneenheid wordt als een geheel beschouwd, ook al gaat het om een hoeveelheid die uit meerdere delen bestaat. --. persoonsvorm = enkelvoud






Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentiefout
Dus let goed op:

1. Bepaal het onderwerp
2. Bepaal de persoonsvorm 
3. Kijk goed: zijn ze beide enkelvoud of meervoud?




Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaard zinsdeelvolgorde - inversie
Het Nederlands heeft een standaard zinsdeelvolgorde. Veel Nederlandse zinnen beginnen met het onderwerp (o)en de persoonsvorm (p) en pas daarna volgen de andere zinsdelen (a)
Ik wil nooit meer in mijn vakantie offline zijn!

Inversie = omkeren = andere volgorde: onderwerp en persoonsvorm 
In mijn vakantie wil ik nooit meer offline zijn!
Nooit meer wil ik in mijn vakantie offline zijn!
--> Het zinsdeel dat voorop staat, krijgt nadruk. Door de zinsdeelvolgorde af te wisselen wordt je tekst levendiger.


--> Onjuiste inversie = verkeerd omkeren ...van de persoonsvorm en het onderwerp van een zin.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie
Foutieve inversie:
Ik heb haar geschreven, maar heeft ze nog niet gereageerd.
o   p      a                                               p        o    a


--> Na 'en' en 'maar' begint een nieuwe zin met dezelfde volgorde (dus: onderwerp/ persoonsvorm/ander zinsdeel), dus:
Ik heb haar geschreven, maar ze heeft nog niet gereageerd.
o    p    a                                                o    p         a

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin met inversie (apo)
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint, bijvoorbeeld de tijd of de plaats:
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen
Om vijf uur kom ik 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inversie mag alleen als..
- een zin vragend is > Maakt hij het niet te bont?
- een zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp > Morgen ga ik naar de kapper.
- er een bijzin voor de (hoofd)zin staat >  Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak zelf een goede zin met de volgende woorden:
wij - naar het werk - elke dag - gaan

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Goede zinnen
Wij gaan elke dag naar het werk.
Elke dag gaan wij naar ons werk.



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werk voor deze les + huiswerk:

    Pak je VIP en noteer:
    In je schrift, met de hand een samenvatting schrijven van alle theorie Cursus 5 Grammatica§ 9 ZD Congruentie + wat inversie en foutieve inversie inhoudt en wanneer je inversie mag toepassen (zie theorie leerroute C)
    + Online, Cursus 5 Grammatica § 9 ZD Congruentie, opdracht 1 t/m 4
    + geresette opdrachten Cursus 5 Grammatica § 7 en 8

    Verlengde instructie:
    Online, Cursus 5 Grammatica § 9 ZD Congruentie, opdracht 1 t/m 4
    + geresette opdrachten Cursus 5 Grammatica § 7 en 8

    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk




    Slide 35 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lesdoel

    Aan het einde van deze les:

    • kun je benoemen wat congruentie inhoudt;

    • eb je geoefend met congruentie.

    Blauw = kennis = kennen = leren
    Oranje = kunnen = oefenen met de kennis


    Slide 36 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Voor het proefwerk van gisteren had een aantal leerlingen niet geleerd.
    A
    Goed
    B
    Fout

    Slide 37 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Het netje ballen was al aan de voetballers gegeven.
    A
    Goed
    B
    Fout

    Slide 38 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Er mogen maar één paar schoenen in de hal staan.
    A
    Goed
    B
    Fout

    Slide 39 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Ik kan benoemen wat congruentie is en kan congruentiefouten herkennen en corrigeren.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 40 - Poll

    Deze slide heeft geen instructies

    1Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 41 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 42 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies