Woordraadstrategieën H.5 woorddelen

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃
1 / 32
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Inhoud
  • Uitleg woordraadstrategieën

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • Ik ken de vijf woordraadstrategieën.

  • Ik kan uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken.

  • Ik kan voorbeelden herkennen en uitleggen welke woordraadstrategie je in moet zetten 

  • Ik kan bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide



Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn woordraadstrategieën?

Slide 5 - Open vraag

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  1. synoniem 
  2. omschrijving 
  3. voorbeeld 
  4. tegenstelling
  5. bekend woorddeel

Slide 6 - Tekstslide

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 7 - Tekstslide

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 8 - Tekstslide

Wat het verschil tussen een synoniem en een omschrijving?

Slide 9 - Open vraag

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 10 - Tekstslide

'Ik heb drie biljetten van 50 euro.'
Wat denk je dat het woord 'biljet' betekent?
A
bon
B
briefje
C
munt

Slide 11 - Quizvraag

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 12 - Tekstslide

Woordraadstrategie bekend woorddeel:

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent. Zulke woorden noemen je samenstellingen. 

Bijvoorbeeld:

  • Lolbroek
  • Kletskous
  • Internetverslaafde

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
'parkeergarage'
 
Het woord is een samenstelling van 'parkeer' en 'garage'

parkeergarage is dus een garage om in te parkeren...




Slide 14 - Tekstslide

Wat denk je dat het woord 'fotografiecursus' betekent?

Slide 15 - Open vraag

De documentaire over Kerstmis werd goed gewaardeerd. De kijkers gaven dit filmverslag een acht.

Welke woordraad-strategie wordt hier gebruikt?
A
Zoek een alinea
B
Zoek een definitie
C
Zoek een omschrijving
D
Zoek een synoniem

Slide 16 - Quizvraag

Hij gaat naar het conservatorium, de school die hem opleidt tot musicus.

Welke woordraad-strategie wordt hier
gebruikt?

A
Zoek een synoniem
B
Zoek een definitie
C
Zoek een omschrijving
D
Zoek een context

Slide 17 - Quizvraag

Hij schrijft een roman. Een verhaal over ridders en kastelen dat speelt in de Middeleeuwen. Deze periode duurde van de vijfde tot de vijftiende eeuw.

Welk twee woordraad-strategieën worden hier gebruikt?
A
synoniem
B
definitie
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 18 - Quizvraag

Dit is de woordraadstrategie:
A
zoek een voorbeeld
B
zoek een tegenstelling
C
zoek een synoniem
D
zoek een omschrijving

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een woordraadstrategie?
A
Een manier om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.
B
Een manier om moeilijke woorden in een tekst te vinden.
C
Twee woorden met ongeveer dezelfde betekenis.
D
Een woord waar je de betekenis niet van kent.

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn verschillende soorten neerslag, bijvoorbeeld regen, hagel en sneeuw.
Welke woordraadstrategie kun je gebruiken?
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 21 - Quizvraag

Kop is een homoniem, een woord met twee of meer betekenissen.

Welke woordraadstrategie wordt hier gebruikt?
A
Zoek een synoniem
B
Zoek een definitie
C
Zoek een omschrijving

Slide 22 - Quizvraag

Pas woordraadstrategie "Zoek een bekend woorddeel" toe.
Wat betekent het woord "klantvriendelijk"?
A
Onbeschoft gedragen naar klanten
B
Een prettige houding naar klanten hebben

Slide 23 - Quizvraag


Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om te weten te komen wat 'ronddartelen' betekent?
A
een voorbeeld zoeken
B
een omschrijving zoeken
C
een synoniem zoeken

Slide 24 - Quizvraag


Een jaar na de catastrofe was pas zichtbaar hoeveel schade de ramp had veroorzaakt.
Welke woordraadstrategie gebruik je hier?
A
omschrijving
B
synoniem
C
bekend woorddeel
D
voorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

Welke woordraadstrategie zie je hier terug?
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
synoniem
D
betekenis / omschrijving

Slide 26 - Quizvraag


Deze nieuwe bibliotheek heeft een moderne uitstraling en ziet er heel anders uit dan het vorige ouderwetse gebouw.
Welke woordraadstrategie gebruik je hier?
A
omschrijving
B
synoniem
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 27 - Quizvraag


Haar opa is haar idool, iemand voor wie ze grote bewondering heeft.
Welke woordraadstrategie gebruik je hier?
A
omschrijving
B
synoniem
C
bekend woorddeel
D
voorbeeld

Slide 28 - Quizvraag


Laatste vraag!
Mijn opa wordt vergeetachtig.
Welke woordraadstrategie gebruik je hier?
A
omschrijving
B
synoniem
C
bekend woorddeel
D
tegenstelling

Slide 29 - Quizvraag

Heb je nog vragen?

Slide 30 - Woordweb

Vragen?

Slide 31 - Tekstslide

He
A

Slide 32 - Quizvraag