Emancipatiebewegingen en de sociale kwestie (8.4/8.5)

Even herhalen...
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Even herhalen...

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een emancipatiebeweging ook alweer? Noem een voorbeeld!

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Emancipatiebewegingen
Confessionelen, socialisten en feministen voelden zich achtergesteld.

Ze willen gelijke rechten voor hun groep.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontstaan politieke partijen?
  • Katholieken voelen zich achtergesteld: gelijke rechten als protestanten

  • Socialisten willen de sociaal zwakkeren helpen.

  • Tegen de ideeën van de Liberalen en/of de van de Franse Revolutie (vooral protestanten)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Confessionalisme
  • Politiek die uitgaat van het geloof
  • Industriële samenleving  / liberalisme had tot gevolg dat geloof steeds minder belangrijk werd
  • Gezin als 'hoeksteen' van de samenleving --> vrouwen en mannen hadden hierbij aparte rollen binnen het gezin en de samenleving

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herman Schaepman (Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen)
Abraham Kuyper (Anti-Revolutionaire Partij ARP)
Katholieke confessionelen:
- grote katholieke minderheid in NL
- recht op eigen onderwijs

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herman Schaepman (Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen)
Abraham Kuyper (Anti-Revolutionaire Partij ARP)
Protestante confessionelen:
- 1879: ARP wordt opgericht door Kuyper
- Streden ook voor recht op eigen onderwijs
- Kuyper wordt in 1901 minister-president

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere grote emanicipatiebeweging: 

Arbeiders!
1894: Oprichting SDAP
Opgericht door Pieter Jelles Troelstra

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Sociale Kwestie? (2)
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen
  • censuskiesrecht

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie helpt de arbeiders? (1)
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie helpt de arbeiders? (2)

  • Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie helpt de arbeiders? (3)

  • Met de jaren komen er steeds meer wetten en regels die de leefomstandigheden van arbeiders verbeteren, bijvoorbeeld:

  • ongevallenwet
  • woningwet 
  • achturige werkdag (1919)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

  • Rechts in de politiek

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Welke problemen voor de arbeiders herken je in het filmpje?
Opdracht
- Ronde 1: Plaats de gebeurtenissen uit envelop 1 bij de juiste jaartallen in de tijdbalk.
- Ronde 2: Plaats de ideologieën uit envelop 2 in de witte balk boven de tijdbalk.
- Ronde 3: Plaats de kenmerken uit envelop 3 bij de bijbehorende politiek-maatschappelijke stroming.
- Ronde 4: Lees de bronnen uit envelop 4. Plaats de bron in de tijdbalk. Zoek bij de politiekmaatschappelijke stromingen het bijbehorende kenmerk en leg dit bij de bron.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar met de opdracht:
8.4:
Kernvragen: 1,3,4
Historisch denken 2 en 4

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies