1. Stam is hetzelfde als stam van futur (=toekomende tijd): HELE WERKWOORD
2. Uitgang is hetzelfde als die van de imparfait (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
3. Je vertaalt met ZOU/ZOUDEN
Slide 5 - Tekstslide
Conditionnel
Je donnerais
tu donnerais
il/elle/on donnerait
nous donnerions
vous donneriez
ils/elles donneraient
Slide 6 - Tekstslide
Conditionnel
4. Je moet een conditionnel kunnen herkennen (rww op -er, -ir, -re + alle oww in het boek op p. 92!). Oww: être, avoir, faire, vouloir, aller, venir, pouvoir, devoir
5. Je moet zelf een conditionnel kunnen maken van:
- Rww op –er
- Oww vouloir en pouvoir
Slide 7 - Tekstslide
Au travail!
1. Ensemble: écoutez ex 31bc
2. A deux: ex 31d (2 min)
3. A deux: ex 32 (10)
4. Fini? Faites ex 33 OU en ligne Révise Source 7I