Le 14 février (H3C)

La Saint-Valentin
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

La Saint-Valentin

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
- Uitleg conditionnel tijd
- Oefenen met lessonup en grammaticatrainer
- Maken leçon 4

Slide 2 - Tekstslide

Le conditionnel: video uitleg

Slide 3 - Tekstslide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
Le futur du passé: je gebruikt in het NL zou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken.

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN IMPARFAIT
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
VB:     parler - je parlerais               choisir - tu choisirais
Ook hier vervalt bij ww op -re de laatste -e: vendre - je vendrais



Slide 4 - Tekstslide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
Hele rijtje van "travailler" in de futur du passé:

Je               travaillerais                      ik zou werken
Tu               travaillerais                      jij zou werken
Il/elle/on travaillerait                       hij/zij/men zou werken
Nous         travaillerions                  wij zouden werken 
Vous          travailleriez                     jullie zouden werken/ u zou werken
ils/elles    travailleraient                zij zouden werken 


Slide 5 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar de juiste tijd & persoon.
Conditionnel
Futur simple
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
ons
iez
ont
a
aient
ez
as
ai
ais
ions
ait
ais

Slide 6 - Sleepvraag

Is de stam voor de "conditionnel" dezelfde van die voor de "futur" ?
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Waar lijkt de uitgang van de conditionnel op?
A
de imparfait
B
rijtje van avoir

Slide 8 - Quizvraag

Wat is 'de stam' van een futur of conditionnel (bij een ww -er)?
A
inf. min -er
B
infinitif

Slide 9 - Quizvraag

elles finissent
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
conditionnel

Slide 10 - Quizvraag

Vous ......... (perdre - conditionnel)
A
perdez
B
perdent
C
perdriez
D
perdiez

Slide 11 - Quizvraag

Nous ______ (finir - conditionnel)
A
finirons
B
finirions
C
finissions
D
finons

Slide 12 - Quizvraag

Le conditionnel
"je voudrais une baguette s'il vous plaît"

Slide 13 - Tekstslide

Le conditionnel
Net als bij de Futur Simple zijn onregelmatig: 
  • avoir             j'aurais, tu aurais, il aurait, etc.       ik zou hebben
  • être               je serais, tu serais, il serait, etc.     ik zou zijn
  • aller              j'irais, tu irais, il aurait, etc.                ik zou gaan
  • faire             je ferais, tu ferais, il ferait, etc.        ik zou maken
  • pouvoir      je pourrais, tu pourrais, etc.              ik zou kunnen
  • vouloir       je voudrais, tu voudrais, etc.              ik zou willen

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de stam van conditionnel van être?
A
aur
B
ser
C
ir
D
fer

Slide 15 - Quizvraag

Stam futur simple / conditionnel
viendr-
devr-
fer-
voudr-
pourr-
saur-
ir-
ser-
aur-
avoir - hebben
être - zijn
savoir - weten
devoir -moeten
vouloir - willen
faire -  maken/doen
aller - gaan
pouvoir - kunnen
venir - komen

Slide 16 - Sleepvraag

je faisais
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
conditionnel

Slide 17 - Quizvraag

ils seront
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
conditionnel

Slide 18 - Quizvraag

nous vendrions
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
conditionnel

Slide 19 - Quizvraag

(verbes irréguliers au conditionnel)
Relie le verbe avec l'infinitif
Avoir
être
aller
faire
J'aurais
Tu serais
Nous irions
ils feraient

Slide 20 - Sleepvraag

(verbes irréguliers au conditionnel)
Relie le verbe avec l'infinitif
Avoir
vouloir
voir
être
J'aurais
Tu voudrais
Nous verrions
je serais

Slide 21 - Sleepvraag

Maintenant
 - Oefenen met grammaticatrainer
- Maken in wb chapitre 3 leçon 4 ex 39-40-41-42-44 en 46
- Leren voca 4




Slide 22 - Tekstslide

Les devoirs
Faire (maken)
-leçon 4 opdrachten uit de les 
Apprendre (leren):
-voca 4

Slide 23 - Tekstslide