H3A §3.2 Op weg naar duurzame energiebronnen

Hoofdstuk 3: Energietransitie;
§3.2 Op weg naar duurzame energie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Energietransitie;
§3.2 Op weg naar duurzame energie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?

* Herhaling introductie en paragraaf 3.1.
* Bespreken paragraaf 3.2: Op weg naar duurzame energie.
*Begrippenlijst aanvullen.
* Aan de slag met het verwerken van de stof.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is energietransitie?
timer
0:30

Slide 3 - Open vraag

Hoe werkt het broeikaseffect precies?
Zet het in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
De aarde heeft een broeikas-effect. 
Daardoor heeft de aarde een aangename temperatuur.
Mensen zorgen voor veel uitstoot.
Er komt meer CO2 in de lucht.
De aarde houdt te veel warmte vast.
Het broeikaseffect wordt versterkt.

Slide 4 - Sleepvraag

Vul in: Als er geen natuurlijk/versterkt - broeikaseffect zou bestaan dan zou de aarde te koud/warm worden.
A
Versterkte Koud
B
Versterkt Warm
C
Natuurlijk Koud
D
Natuurlijk Warm

Slide 5 - Quizvraag

natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
waterstof door verdamping 
Koolstofdioxide door afbraak organisch materiaal
Methaan uit moerassen en venen

Slide 6 - Sleepvraag

Waarom wordt deze gletsjer met een wit doek ingepakt?
A
Dan heeft het dezelfde kleur als de gletsjer zelf en is het effect beter.
B
Wit reflecteert het zonlicht, zodat de gletsjer eronder niet smelt.
C
Wit absorbeert, zodat het doek warm wordt en de gletsjer eronder niet smelt.
D
Zodat de mensen niet direct op de gletsjer kunnen lopen en deze niet snel smelt.

Slide 7 - Quizvraag

Stelling 1: De rijkste 1 procent van de bevolking stoot evenveel co2 uit als de hele armste helft van de wereldbevolking.
Stelling 2: Door de opwarming van de zee heeft Nederland meer te maken met hevige regenval.
A
Stelling 1 en 2 zijn waar.
B
Stelling 1 en 2 zijn niet waar.
C
Stelling 1 is waar. Stelling 2 is niet waar.
D
Stelling1 is niet waar. Stelling 2 is waar.

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je kent de belangrijkste traditionele energiebronnen en je weet dat het energieverbruik per persoon en de CO2-voetafdruk jarenlang explosief toenam.
- Je begrijpt waarom traditionele energiebronnen niet duurzaam zijn en er een energietransitie nodig is.
- Je kunt aan de hand van een dwarsdoorsnede beslissen of gas en olie met conventionele winningstechnieken mogelijk is.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Traditionele energiebronnen.
* Wat zijn fossiele brandstoffen?
brandstoffen die zijn ontstaan uit planten en dieren
* Wat zijn voorbeelden van fossiele brandstoffen?
-bruinkool
-steenkool
-olie
-gas
* Wat is het nadeel van fossiele brandstoffen?
-raken op
-stoten broeikasgassen uit



Slide 13 - Tekstslide

Traditionele energiebronnen
  •  Conventionele olie en gas: olie en gas dat makkelijk te winnen is.
  • Soms moet je veel moeite doen om  olie en gas uit de grond te halen > bijv. teerzand (afzetting van zand en klei met daarin olie in vaste vorm). Het kost veel geld om hier de olie uit te halen.
  • Kernenergie: voordeel: geen uitstoot, nadeel: radioactief afval.

Slide 14 - Tekstslide

Van traditionele naar duurzame energiebronnen
  • Jarenlang nam het energieverbruik/pp en de CO2-voetafdruk/pp (ook wel CO2-uitstoot/pp) enorm toe door de groeiende bevolking en toenemende welvaart.
  • Toen het duidelijk werd dat fossiele brandstoffen slecht is voor de aarde > VN: energietranistie > energiebronnen die niet opraken en die geen CO2 uitstoten.
  • Overstap op duurzame energiebronnen is noodzakelijk.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opdrachten 1,3,4,6
en: 
§3.2 Samenvatten ( begrippen en lesdoelen) ->Af woensdag einde les

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video