De Vergrotende Trap

De Vergrotende Trap
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Vergrotende Trap

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat de vergrotende trap is, hoe je deze kunt gebruiken en kun je oefenen met het toepassen van de vergrotende trap.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het doel van de les aan de studenten.
Wat weet je al over de vergrotende trap?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergrotende trap?
De vergrotende trap gebruik je om aan te geven dat iets meer is dan iets anders. Bijvoorbeeld: groot, groter, grootst.

Slide 4 - Tekstslide

Leg de definitie van de vergrotende trap uit.
Hoe gebruik je de vergrotende trap?
Je gebruikt de vergrotende trap door - er  achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten. Bijvoorbeeld: Dit huis is mooi, maar dat huis is mooier.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe je de vergrotende trap kunt gebruiken.
Voorbeelden
Voorbeelden van de vergrotende trap zijn: langer, sneller, duurder, groter, sterker, beter, slimmer, mooier.

Slide 6 - Tekstslide

Geef een lijst van voorbeelden van de vergrotende trap.
Oefenen
Welk woord past in de zin: 'De olifant is ... dan de muis.'? a) groot, b) groter, c) grootst.

Slide 7 - Tekstslide

Laat de studenten oefenen met het toepassen van de vergrotende trap.
Oefenen
Welk woord past in de zin: 'De kameel is ... dan de giraffe.'? a) lang, b) langer, c) langst.

Slide 8 - Tekstslide

Laat de studenten oefenen met het toepassen van de vergrotende trap.
Oefenen
Welk woord past in de zin: 'De zebra is ... dan het konijn.'? a) snel, b) sneller, c) snelst.

Slide 9 - Tekstslide

Laat de studenten oefenen met het toepassen van de vergrotende trap.
Samenvatting
De vergrotende trap gebruik je om aan te geven dat iets meer is dan iets anders. Je gebruikt 'meer' voor het bijvoeglijk naamwoord en voorbeelden zijn: langer, sneller, duurder, groter, sterker, beter, slimmer, mooier.

Slide 10 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten samen van de les.
Wat is de vergrotende trap van het woord 'klein'?
A
Kleinig
B
Kleinst
C
Kleinste
D
Kleiner

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergrotende trap van het woord 'weinig'?
A
Weinigst
B
Weinigste
C
Minder
D
Weiniger

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van
'leuk'?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van
'grappig'?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergrotende trap van goed

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag is het binnen een beetje ....... dan buiten! (vergrotende trap)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.