Je kunt aangeven welke invloed krachten op een beweging hebben
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 135 min
Onderdelen in deze les
8.3 Kracht en beweging
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt aangeven welke invloed krachten op een beweging hebben
Slide 1 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Hoe ontstaat beweging?
Voor beweging heb je kracht nodig!
Spierkracht > bijv. fietsen of roeien
Zwaartekracht > vallen/neer gaan - water stroomt door zwaartekracht, van boven naar beneden, ook in landschap - door stromend water draait een molen > waterkracht
Windkracht > molen kan draaien, dynamo eraan vast om elektriciteit op te wekken
Motorkracht > elektriciteit zorgt dat elektromotor draait - bij auto of scooter levert brandstofmotor de kracht voor de beweging
Veerkracht > gespannen veer in speelgoed autootjes
Slide 2 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Welke krachten werken tegen?
Luchtweerstand > als je fietst remt de luchtweerstand je af - hoe sneller je beweegt, hoe meer luchtweerstand
Rolweerstand > remt bijv. wielen af - hoe ruwer de ondergrond, hoe groter de rolweerstand
Wrijvingskrachten > luchtweerstand en rolweerstand - beide weerstanden werken een beweging tegen
Aerodynamische vorm > gestroomlijnde vorm - minder last van luchtweerstand en rolweerstand
Slide 3 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Wat? Maken 8.3 – Opdracht 1 t/m 8
Hoe? Blz. 218 t/m 219
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 8 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 4 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt aangeven welke invloed krachten op een beweging hebben
Slide 5 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Welke krachten werken als je fietst?
Versnellen > spierkracht moet groter zijn dan wrijvingskracht
Snelheid blijft gelijk > spierkracht is even groot als wrijvingskracht
Vertragen > spierkracht is kleiner dan wrijvingskracht
Remmen > wrijvingskracht is veel groter dan spierkracht - beweging stopt
Bij sneeuw of ijzel is er weinig wrijving met het oppervlak > glijweerstand is klein - auto's of fietsers kunnen niet snel stoppen > snelheid aanpassen
Slide 6 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Wat is snelheid?
Snelheid > afstand die je in een bepaalde tijd aflegt - grootheden zijn afstand (m of km) en tijd (s of h) - eenheden van snelheid zijn km/h (kilometer per uur) en m/s (meter per seconde)
Gemiddelde snelheid > totale afgelegde afstand gedeeld door de tijd die voor de afstand nodig is - een auto, fietser of loper gaat niet overal even snel (denk aan bochten, etc.) - daarom is het beter de gemiddelde snelheid uit te rekenen
Slide 7 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Wat? Maken 8.3 – Opdracht 9 t/m 17
Hoe? Blz. 219 t/m 221
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 9 t/m 17 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)
Slide 8 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt de gemiddelde snelheid uitrekenen
Slide 9 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Hoe bereken je de gemiddelde snelheid?
Op de gemiddelde snelheid uit te rekenen moet je twee grootheden weten:
- de afstand die tijdens de beweging werd afgelegd - de tijd die nodig was om die afstand af te leggen
Slide 10 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Slide 11 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Slide 12 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Hoe reken je snelheden om?
Om snelheden met elkaar te vergelijken moeten ze dezelfde eenheden hebben!
- gemiddelde snelheid > m/s (meter per seconde) of km/h (kilometer per uur)
Slide 13 - Tekstslide
8.3 Kracht en beweging
Wat? Maken 8.3 – Opdracht 18 t/m 29
Hoe? Blz. 221 t/m 223
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 18 t/m 29 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)