Scheidbare werkwoorden A2/B1
Scheidbare werkwoorden hebben twee woorden:
een werkwoord en een ander woordje
In een zin splitsen deze werkwoorden vaak op:
Opstaan: “Ik sta op om 7 uur.”
Meenemen: “Hij neemt zijn boek mee.”
Afwassen: “Zij wast de borden af.”