Exercice 9 – Mise en route
le métro : 5
la Hollande : 2
un camping : 4
bonjour, ça va ? : 1
la France : 3
Exercice 10 – Mise en route : vocabulaire
1 ja 2 nee 3 de jongen
4 het meisje 5 een vriendin 6 hoe
7 het gaat goed 8 de voornaam
Over : wie = qui
Exercice 12 –
1 Aurélie en Clémence ontmoeten elkaar en praten over hun klas.
2 Ze maken kennis.
3 Clémence kent Ousmane al.
4 Als de bel gaat, nemen ze afscheid van elkaar.
1 a2, b4, c1, d3
2 waar 3 A, Dat meisje daar. Wie is dat? 4 het, een
5 A, Ousmane vindt dat ze een leuke naam heeft.
6 Clémence vindt Ousmane een leuke jongen.
7 Aurélie zegt niet erg veel en ze spreekt nogal aarzelend met veel euh ...
Exercice 14 – Compréhension semi-authentique
A 1g, 2d, 3b, 4e, 5a, 6c, 7h, 8f.
B 1 Écoute 2 Lis 3 Combine 4 Écris
5 Regarde
Exercice 15 - Mise en pratique
A 2 Salut. 4 Oui, ça va bien.
6 Je m'appelle ... . 8 Merci.
10 À plus !