Basisstof 5: bevruchting en embryonale ontwikkeling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Basisstof 5: bevruchting en embryonale ontwikkeling
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Leerdoelen
Uitleg basisstof 2.5
Maken huiswerk tot einde van de les
Hoe beter jullie luisteren des te meer tijd jullie hebben voor het maken van het huiswerk! Scheelt thuis weer tijd.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet hoe de bevruchting van een eicel gaat
Je kunt uitleggen hoe het komt dat een vrouw niet ongesteld wordt als ze zwanger is (KTG)
Je weet hoe de ongeboren baby aan zijn zuurstof en voedingsstoffen komt
Je kunt de bloedvaten in de navelstreng benoemen
Je kunt uitleggen waarom een baby in vruchtwater ligt
Je weet hoe tweelingen ontstaan en je kunt vertellen wat het verschil is tussen een eeneiige tweeling en een twee-eiige tweeling (KTG)
Je weet wat prenataal onderzoek is en welke manieren er gebruikt kunnen worden (Basis)
Slide 3 - Tekstslide
Door hoeveel zaadcellen kunnen eicellen maximaal bevrucht worden?
A
1
B
2
C
23
D
46
Slide 4 - Quizvraag
Zodra een enkele zaadcel door het celmembraan van de eicel gaat, vormt de eicel een ondoordringbare laag waardoor er niet meer zaadcellen in kunnen
Slide 5 - Tekstslide
Waarom niet meer dan 1 zaadcel?
Dan heb je te veel chromosomen!
1 chromosoom te veel is soms levensvatbaar (Down syndroom) maar als er een extra zaadcel in de eicel komt heb je er 23 te veel, dit is niet levensvatbaar.
Slide 6 - Tekstslide
Waardoor deelt een bevruchte eicel zich in meerdere cellen?
A
Meiose
B
Mitose
C
Reductiedeling
D
Gewone celdeling
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen hebben deze cellen?
A
23
B
46
C
46 chromosoomparen
D
Geen
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Bevruchting
Een eicel blijft na de ovulatie maar 12 tot 24 uur in leven
Een zaadcel kan in het lichaam van de vrouw 3 dagen in leven blijven
Slide 10 - Tekstslide
Zoek de verschillen!
Slide 11 - Tekstslide
Waardoor blijft het baarmoederslijmvlies heel na bevruchting?
A
Doordat het klompje cellen het heel houdt
B
Doordat de placenta aangemaakt wordt
C
Doordat er hormonen aangemaakt worden bij de vrouw
D
Doordat de embryo hormonen maakt
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Waar is de placenta mee verbonden?
A
Bloed van de baby
B
Bloed van de moeder
C
Navelstreng
D
Longen van de baby
Slide 15 - Quizvraag
Placenta
Ontwikkelt zich in de baarmoeder, op de plek waar het klompje cellen zich heeft ingenesteld.
Placenta maakt hormonen die de hypofyse remmen --> geen hormonen meer voor de rijping van follikels en geen eisprong
Dus bloed van baby en moeder mengen niet
Slide 16 - Tekstslide
Een kind in de buik heet tot 3 maanden een ...(1)... en daarna heet het een ...(2)...
A
1. foetus
2. embryo
B
1. foetus
2. baby
C
1. embryo
2. baby
D
1. embryo
2. foetus
Slide 17 - Quizvraag
Baby in de buik
Tot 3 maanden: embryo
Na 3 maanden: foetus
Bloed van de moeder stroomt NIET door baby
Navelstreng, placenta, vruchtwater, vruchtvliezen en embryo zijn ontstaan uit de bevruchte eicel
Slide 18 - Tekstslide
Hoe krijgt een baby in de buik zuurstof?
A
Door te ademen
B
De navelstreng is een soort rietje naar buiten
C
Via de aders in de navelstreng
D
Een ongeboren baby heeft geen zuurstof nodig
Slide 19 - Quizvraag
Navelstreng
Navelstrengader: vervoert zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen van de placenta naar het embryo
Navelstrengslagaders: vervoeren zuurstofarm bloed en afvalstoffen van het embryo naar de placenta
Slide 20 - Tekstslide
Wat is/zijn functie(s) van de vruchtvliezen en vruchtwater?
A
Bescherming tegen uitdroging
B
Bescherming tegen stoten
C
Gaat temperatuur-schommelingen tegen
D
Allemaal
Slide 21 - Quizvraag
Vruchtvliezen en -water
Zorgt voor bescherming tegen stoten, temperatuur-schommeling en uitdroging.
In het vruchtwater kan het embryo zich makkelijk bewegen!
Slide 22 - Tekstslide
Welke stelling over eeneiige tweelingen is niet waar?
A
Komen uit twee eicellen en twee zaadcellen
B
Hebben dezelfde chromosomen
C
Zijn altijd hetzelfde geslacht
D
Zitten samen in de vruchtvliezen
Slide 23 - Quizvraag
Eeneiige tweeling: ontstaan uit één eicel, beide kinderen hebben precies dezelfde chromosomen dus zien er vaak bijna hetzelfde uit. 2 jongens óf 2 meisjes!
Twee-eiige tweeling: ontstaan uit twee eicellen, beide kinderen hebben andere chromosomen dus zien er niet hetzelfde uit. Kan een jongen en een meisje zijn.
Slide 24 - Tekstslide
Prenataal onderzoek (basis)
Door prenataal onderzoek kunnen afwijkingen bij het ongeboren kind worden opgespoord.
Echoscopie: bij een ‘echo’ wordt met geluidsgolven een beeld gemaakt.
Vlokkentest: uit de placenta wordt wat weefsel weggehaald
Vruchtwaterpunctie: met een naald wordt vruchtwater opgezogen, hierin zitten cellen van het embryo
NIP-test: bij de moeder wordt bloed geprikt, hierin zit ook DNA van het embryo
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.