Biologie examentraining hoofdstuk 3.15 - 4.13

Biologie
Examen training hoofdstuk 3.15-

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 49 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Biologie
Examen training hoofdstuk 3.15-

Slide 1 - Tekstslide

kiemplant
navel
zaadhuid
zaadlob

Slide 2 - Tekstslide

Ontkiemen van zaden  zaadlobben

Slide 3 - Tekstslide

3.13 Zaden bollen en knollen

Slide 4 - Tekstslide

3.15. Plantaardige grondstoffen

Slide 5 - Tekstslide

3.16 - Relaties tussen organismen
Voedselketen      --> voedselweb
let op de pijl

Slide 6 - Tekstslide

3.16 - Relaties tussen organismen

Slide 7 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 8 - Tekstslide

3.16 - Relaties tussen organismen

Slide 9 - Tekstslide

3.16 - Relaties tussen organismen

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden

4.2      1.  het verteringsstelsel maakt zetmeel,   eiwitten en vetten oplosbaar.                 

Slide 12 - Tekstslide

Peristaltische bewegingen en vertering
Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. 

Dat gebeurt o.a. door peristaltische bewegingen.

Ondertussen wordt het voedsel verteerd. 
De voedingsstoffen worden 'kleiner gemaakt'. 
Er ontstaan verteringsproducten. 
Deze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Drie voedingsstoffen worden verteerd (eiwitten , vetten, koolhydraten)

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Slide 14 - Tekstslide

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.
Let op! gal is geen verteringssap, maar een hulpstof bij vertering
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard).  
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden

4.2      1.  het verteringsstelsel maakt zetmeel,   eiwitten en vetten oplosbaar.                 

Slide 17 - Tekstslide

Darmvlokken:
oppervlak groter

nemen verteerd
voedsel op

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Slide 19 - Tekstslide

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren; speeksel
  • maagsapklieren; maagsap
  • afvleesklier; alvleessap
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Slide 21 - Tekstslide

 - 4.3 - Een goed gebit is het halve werk

Slide 22 - Tekstslide

Tand/kies
  • glazuur
  • tandbeen
  • tandholte
  • zenuwen en bloedvaten
  • cement (beschermlaag wortel)
  • wortelvlies
  • tandvlees
  • kaak

Slide 23 - Tekstslide

 - 4.3 - Een goed gebit is het halve werk

Slide 24 - Tekstslide

 - 4.3 - Een goed gebit is het halve werk

Slide 25 - Tekstslide

Zorg dat je een tand kunt tekenen. Vooral tandbeen en cement worden nog wel eens verwisseld, let daar op!

Slide 26 - Tekstslide

 - 4.4 - Wat gebeurt er in de keelholte?

Slide 27 - Tekstslide

 - 4.5 Door de darmen                                                               





Slide 28 - Tekstslide

 - 4.5 Door de darmen

Slide 29 - Tekstslide

 - 4.6 - wat eten we vandaag?

Slide 30 - Tekstslide

 - 4.6 wat eten we vandaag?

6  - voedingsstoffen: (bouwstoffen)

gezond blijven
nieuwe cellen maken
energie krijgen

Slide 31 - Tekstslide

 - 4.6 wat eten we vandaag?

Slide 32 - Tekstslide

 - 4.6 wat eten we vandaag?

Slide 33 - Tekstslide

 - 4.6 wat eten we vandaag?

Slide 34 - Tekstslide

 - 4.7 wat moet je eten - voedingswijzer?

Slide 35 - Tekstslide

 - 4.7 Wat moet je eten?

Slide 36 - Tekstslide

 - 4.7 Wat moet je eten?

Slide 37 - Tekstslide

 - 4.8 eetgewoonten en genotmiddelen

10 gram vet - 100 gram koolhydraten - 0,25 gram eiwit

Slide 38 - Tekstslide

 - 4.9 aankomen of afvallen?

Slide 39 - Tekstslide

 - 4.10 Alcohol

Slide 40 - Tekstslide

 - 4.11 medicijnen

Slide 41 - Tekstslide

 - 4.12 roken, waarom zou je?

Slide 42 - Tekstslide

 - 4.12 roken, waarom zou je?

Slide 43 - Tekstslide

 - 4.12 roken, waarom zou je?

Slide 44 - Tekstslide

 - 4.12 roken, waarom zou je?

Slide 45 - Tekstslide

 - 4.12 roken, waarom zou je?

Slide 46 - Tekstslide

 - 4.13 drugs

Slide 47 - Tekstslide

huiswerk - examentraining
- Oefen examens maken.

- samenvatting boek doornemen

Dank jullie wel voor jullie aandacht!


Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide