Herhaling stof U2

Differentatieles einde U2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Differentatieles einde U2

Slide 1 - Tekstslide

Keuzeprogramma
Zelfstandig werk- en leertijd / maken D-toets    09:15-10:25 uur
Uitleg + oefening werkwoorden                                09:20-09:40 uur
Uitleg  + oefening bijwoord                                          09:40-10:00 uur
Uitleg + oefening bezittelijk voornaamwoord     10:00-10:20 uur

Slide 2 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op 
-re

Exemples: répondre, vendre, attendre, descendre, ...

Manuel p. 75

Slide 3 - Tekstslide

Présent (vb. vendre)
-re weghalen + uitgangen
je vends
tu vends
il/elle vend
nous vendons
vous vendez
ils/elles vendent
Dus ook ...
Je réponds
Tu attends
Il descend
Nous défendons
Vous perdez
Ils rendent

Slide 4 - Tekstslide

Passé composé
Voltooid deelwoord eindigt op -u
Let op: descendre gaat met hulpwerkwoord être!

j'ai vendu
tu as vendu
il/elle a vendu
nous avons vendu
etc.

je suis descendu
elle est descendue
nous sommes descendus

Slide 5 - Tekstslide

Imparfait (vb. vendre)
nous-vorm présent min -ons
+ uitgangen
je vendais
tu vendais
il/elle vendait
nous vendions
vous vendiez
ils/elles vendaient
Futur
Hele werkwoord eindigt op -e, dus -e valt weg
je vendrai
tu vendras
il/elle vendra
nous vendrons
vous vendrez
ils/elles vendront

Slide 6 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op 
-er

Exemples: parler, aimer, marcher, écouter, etc...

Manuel p. 75

Slide 7 - Tekstslide

Présent (vb. parler)
-er weghalen + uitgangen
je parle
tu parles
il/elle parle
nous vendons
vous vendez
ils/elles vendent
Dus ook ...
J'aime
Tu marches
Il écoute
Nous regardons
Vous adorez
Ils détestent

Slide 8 - Tekstslide

Passé composé
Voltooid deelwoord eindigt op -é


j'ai parlé
tu as parlé
il/elle a parlé
nous avons parlé
etc.


Slide 9 - Tekstslide

Imparfait (vb. parler)
nous-vorm présent min -ons
+ uitgangen
je parlais
tu parlais
il/elle parlait
nous parlions
vous parliez
ils/elles parlaient
Futur
Hele werkwoord + uitgangen
je parlerai
tu parleras
il/elle parlera
nous parlerons
vous parlerez
ils/elles parleront

Slide 10 - Tekstslide

Verbes irréguliers
pouvoir = kunnen
vouloir = willen
avoir = hebben
être = zijn
faire = doen/maken
aller = gaan

Slide 11 - Tekstslide

Présent pouvoir

je peux
tu peux
il/elle peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
Présent vouloir

je veux
tu veux
il/elle veut
nous voulons
vous voulez
ils/elles veulent

Slide 12 - Tekstslide

Passé composé
j'ai pu
j'ai voulu
j'ai eu
j'ai été
je suis allé
j'ai fait



Slide 13 - Tekstslide

Imparfait
nous-vorm présent + uitgangen van de imparfait
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 14 - Tekstslide

Futur
Futurstam:
werkwoord op -er = hele werkwoord
werkwoord op -re = hele werkwoord -e
avoir = aur-
être = ser-
faire = fer-
aller = ir-
pouvoir = pourr-
vouloir = voudr-



Slide 15 - Tekstslide

Bijwoord
09:40-10:00

Slide 16 - Tekstslide

Bijwoorden (par. 4)
Het verschil bijvoeglijk naamwoord/bijwoord
Het maken van een bijwoord
Het kunnen toepassen van een bijwoord in een zin

Slide 17 - Tekstslide

Gebruik bijwoord
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Il est joueur actif

Bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin
Il joue activement

Slide 18 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord
Mannelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een klinker? +ment
Eindigt het bv. nw. op een medeklinker? Dan eerst vrouwelijk maken, daarna +ment

Slide 19 - Tekstslide

Afwijkende vormen
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -ant?
Dan wordt het bijwoord -amment

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -ent?
Dan wordt het bijwoord -emment

Slide 20 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
Bijvoeglijk naamwoord
WORDT ALS BIJWOORD NIET....
Bijwoord
bon
bonnement 
bien
meilleur
meilleurement
mieux
mauvais
mauvaisement
mal
gentil
gentillement
gentiment
long
longuement
longtemps
rapide
rapidement
vite

Slide 21 - Tekstslide

Uitdrukkingen
Bijzonder: soms een bijvoeglijk naamwoord ipv bijwoord

travailler dur = hard werken
coûter cher = duur zijn
parler haut / bas = hard/zacht praten
sentir bon / mauvais = lekker ruiken / stinken
faire pareil = hetzelfde doen

Slide 22 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
10:00-10:20 uur

Slide 23 - Tekstslide

Le pronom possessif
Bezittelijk voornaamwoord gebruik je om aan te geven dat iets van iemand is

Het bezittelijk voornaamwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord (en past zich aan naar dat geslacht) en dus niet aan diegene die het bezit heeft!
Bijvoorbeeld: sa soeur = zijn zus

Slide 24 - Tekstslide

Le pronom possessif - vormen
m. ev.
v. ev.
mv.
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn
son
sa
ses
haar
son
sa
ses

Slide 25 - Tekstslide

Le pronom possessif - vormen 
Eigenlijk maar 2 vormen: enkelvoud en meervoud
m. ev.
v. ev.
mv.
onze
notre
notre
nos
jullie
votre
votre
vos
uw
votre
votre
vos
hun
leur
leur
leurs

Slide 26 - Tekstslide

Vrouwelijk woord, klinker/h
Welk bezittelijk voornaamwoord krijgen woorden als:
amie ?
adresse ?
histoire ?


Slide 27 - Tekstslide

Vrouwelijk woord, klinker/h
Welk bezittelijk voornaamwoord krijgen woorden als:
amie / adresse / histoire

Deze vormen krijgen het mannelijke bezittelijk voornaamwoord, ook al is het woord vrouwelijk! Dit komt door de klinkerbotsing.
ma amie wordt dus mon amie (mijn vriendin)


Slide 28 - Tekstslide

Alleen herkennen
Zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord




m. ev.
v. ev.
m. mv.
v. mv
die van mij
le mien
la mienne
les miens
les miennes
die van jou
le tien
la tienne
les tiens
les tiennes
die van haar/hem
le sien
la sienne
les siens
les siennes

Slide 29 - Tekstslide

Alleen herkennen
Zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord




m. ev.
v. ev.
m. mv.
v. mv
die van ons
le nôtre
la nôtre
les nôtres
les nôtres
die van jullie/u
le vôtre
la vôtre
les vôtres
les vôtres
die van hen
le leur 
la leur
les leurs
les leurs

Slide 30 - Tekstslide