G6BE - Het Resultaat H2

Bedrijfseconomie G6
Het resultaat H2 


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie G6
Het resultaat H2 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (programma op bord geschreven). 
Te laat? Haal een groene kaart, niet mopperen, hoort bij onze maatschappij, moet van Wim (en Arie / Dennis):-)
Zonder uitzondering 1,5 meter tussen mij en jullie. Ik vind jullie een beetje eng ;-) (en jullie mij?) (en 't moet van Arie / Dennis!)

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Vaker dit niet voor elkaar (volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = van Wim tot einde van mijn lesdag, zonder mopperen.

Geen eten/drinken (flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc eten doe je 
in de pauze).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... Mijn afkorting is niet voor niets Kv (Knappe vent) (of knap vervelend). 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • SE 3 nog te gaan
  • H2 Het Resultaat
  • Cijfers SE BE2  
  • Leerdoelen check



timer
25:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • H2 Het Resultaat
  • Leerdoelen check



timer
25:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SE3 BE (week van 21 - 27 maart 2022)
Financiële Zelfredzaamheid, Bedrijf Starten, Onderneem het zelf, Personeelsbeleid en Interne Organisatie, Marktverovering, Investeren, Financiering en Verslaggeving, Het Resultaat

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarderingsgrondslagen
De waarderingsgrondslag: de wijze waarop activa in de externe balans worden gewaardeerd. 
  • Verkrijgingsprijs: de inkoopprijs plus bijkomende kosten.                   Het werkelijk betaalde bedrag → historische aanschafprijs. 
  • Vervaardigingsprijs (volgende slide)
  • Actuele waarde is de waarde op het waarderingsmoment (bijv. balansdatum) →  herwaarderingsreserve op creditzijde balans.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op balansdatum moet de waardering van de voorraad plaatsvinden volgens de historische uitgaafprijs (de oorspronkelijke inkoopprijzen) en niet de VVP.
                                                     voorbeeld 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FIFO (first in first out): bij verkoop boeken we de goederen af tegen de prijs van de langst aanwezige partij.

LIFO (Last in first out): administratief gaan we ervan uit dat de goederen die het laatst binnen gekomen zijn, er bij verkoop als eerste uitgaan.

In werkelijkheid zullen bij verkoop, de goederen die het langst in het magazijn liggen als eerste het bedrijf verlaten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zou je als koper een
call optie kopen?
A
Als je denkt dat de koers van de aandeel zal stijgen
B
Als je denkt dat de koers van de aandeel zal dalen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een nv wil €2 miljoen euro binnen krijgen door een aandelen emissie. De nominale waarde van een aandeel is €30,- en de agio is €20,-. Hoeveel aandelen moet de nv verkopen?
A
66.667
B
200.000
C
40.000
D
100.000

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn verschillende vormen van marketing afhankelijk van het type afnemer. Een leasebedrijf voor bedrijfsauto's sluit een contract af met Albert Heijn voor het leveren van bestelbussen voor bezorging van boodschappen.
Van welke vorm van marketing is dit een voorbeeld?
A
B2A
B
B2B
C
B2C
D
C2C

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechtsvorm hoort bij de voetbalclub 'Ajax'?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als obligatiehouder heb je stemrecht/ zeggenschap
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het schrijven van een put optie is het risico minder groot dan bij het schrijven van een call optie
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Het risico bij een put optie is gelijk aan de uitoefenprijs (als het aandeel waardeloos is geworden. Het risico bij het schrijven van een call optie is theoretisch oneindig groot. Het risico is gelijk aan het verschil tussen de uitoefenprijs en beurskoers van dat aandeel. Als de beurskoers heel sterk gestegen is, kan dat de schrijver heel veel gaan kosten.
Kruidvat is een voorbeeld van een B2C bedrijf is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jaap's oma komt te overlijden. Het te erven bedrag is € 45.000. Kleinkind heeft een vrijstelling van € 20.209. Belastingtarief is 18%. Hoeveel erfbelasting dient Jaap te betalen?
A
€ 8.100
B
€ 0
C
€ 4.462,38
D
€ 3.637,62

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een annuiteitenhypotheek heeft ...(1) brutolasten en ...(2) nettolasten
A
1 gelijkblijvende 2 gelijkblijvende
B
1 gelijkblijvende 2 stijgende
C
1 stijgende 2 gelijkblijvende
D
1 stijgende 2 stijgende

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het grote verschil tussen een BV en NV is....
A
Dat een NV heel veel aandeelhouders heeft
B
Er is geen verschil, want ze hebben allebei aandeelouders
C
Er is geen verschil omdat ze allebei hoofdelijke aansprakelijkheid kennen
D
Dat aandelen van een BV niet vrij verhandelbaar zijn en die van een NV wel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven maken
Opgaven maken H1 het resultaat in LearnBeat

Bespreken opgaven




timer
27:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven maken
Opgaven maken H5 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Straks verder met rentabiliteit




timer
27:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies