1 havo vocabulaire A-B-C chapitre 1
1 / 20
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
on joue
A
wij wonen
B
wij praten
C
wij spelen
D
wij vinden het leuk
Slide 2 - Quizvraag
un peu
A
pas op
B
een beetje
C
groot
D
klein
Slide 3 - Quizvraag
le poisson
A
de hond
B
de kat
C
de vis
Slide 4 - Quizvraag
le copain
A
de vriendin
B
de vriend
C
de broer
D
de zus
Slide 5 - Quizvraag
ik ben
A
je suis
B
j'aime
C
j'habite
D
je m'appelle
Slide 6 - Quizvraag
dus
A
ici
B
aussi
C
c'est
D
donc
Slide 7 - Quizvraag
de vakantie
A
la vacances
B
le vacances
C
l'vacances
D
les vacances
Slide 8 - Quizvraag
er is / er zijn
A
il y a
B
c'est
C
on reste
D
et
Slide 9 - Quizvraag
het zwembad
A
le piscine
B
la piscine
C
l'piscine
D
les piscines
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet jij?
A
Comment tu t'appelle?
B
Comment tu t'apelles?
C
Comment tu t'appelles?
D
Comment tu t'appeles?
Slide 11 - Quizvraag
la fille
A
de jongen
B
het meisje
C
de zus
D
de broer
Slide 12 - Quizvraag
Wat antwoord je op deze vraag?
Tu habites où?
Tu habites où?
A
Je suis à Paris
B
Je m'appelle Paris
C
J'habite à Paris
D
J'aime Paris
Slide 13 - Quizvraag
ik vind het leuk
A
je aime
B
j'aimes
C
je aimes
D
j'aime
Slide 14 - Quizvraag
tu parles français
A
ik spreek Frans
B
jij spreekt Frans
Slide 15 - Quizvraag
hoi
A
salut
B
bonjour
C
mais
D
pour
Slide 16 - Quizvraag
Wat antwoord je op deze vraag?
C'est quoi?
C'est quoi?
A
J'aime le chien
B
J'habite à Delft
C
C'est un chat
D
On reste ici
Slide 17 - Quizvraag
wij blijven hier
A
on joue donc
B
on reste donc
C
on joue ici
D
on reste ici
Slide 18 - Quizvraag
eet smakelijk
A
bon appetit
B
bon appétit
C
bon apettit
D
bon apéttit
Slide 19 - Quizvraag
groot
A
petit
B
grand
C
la famille
D
bien
