Persoonsvorm tegenwoordige tijd, 9 oktober

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd


Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
1
WELKOM!
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1: Ga naar Magister, leermiddelen
Stap 2: Ga naar Nederlands TALENT MAX
Stap 3: Wacht dan even op de code
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:

Slide 3 - Tekstslide

Toets= 19 oktober
Les 1 = vandaag
Spelling, persoonsvorm t.t en dicteewoorden 
Les 2
Leestekens +overhoring woordjes
Les 3
Dicteewoordjes +herhaling grammatica
Les 4
Leesvaardigheid herhaling
Les 5
Oefenen gehele lesstof
Les 6
Toets (19 oktober)

Slide 4 - Tekstslide

  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd (t.t) 
  • Dicteewoorden 
  • Kahoot

Vandaag
Alle woordjes leren van de woordenlijst + alles wat je niet  af hebt in de les
Toets= 19 oktober

 Huiswerk:
Onderwerp: spelling w.w 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.


Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

Reizen- en = reiz 

      De stam van een werkwoord

Slide 8 - Tekstslide

De stam van het werkwoord worden =
A
word
B
worde
C
wordt
D
wor

Slide 9 - Quizvraag

    Persoonsvorm tegenwoordige tijd
     Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (t.t):



ik of jij erachter
Stam
ik word, vind jij
jij/hij/zij/het/u
(enkelvoud)
Stam + t
jij wordt, zij vindt
wij/zij/jullie
(= meervoud,meerdere personen)
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 
worden= hele werkwoord      worden- en = de stam

Slide 10 - Tekstslide

verhuizen
antwoorden
eten
Ik / .......jij
verhuis
jij, hij, zij, het, u... 
wij/jullie/zij
                                  Even oefenen:

Slide 11 - Tekstslide

Ga naar Magister:
1)Dan ga je naar leermiddelen
2) Dan zoek je Talent Malmberg

Slide 12 - Tekstslide

Codes klaarleggen +printen leerdoelen


Mavo 1:  
       743784
Mavo 2:        331998
Basis 1:         220964
Basis 2:       012098

Slide 13 - Tekstslide

Ga naar lesstof:
Dan naar hoofdstuk 1
Dan naar paragraaf 1.8 spelling

Slide 14 - Tekstslide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
       Aan de slag! basis 2 
Ga naar paragraaf 1.8 spelling, maak opdracht 1 t/m 5 + 9+ leer de dicteewoorden op blz. 69
Wat?

Met wie?
 Hoe?

Hulp?

Klaar?


Alleen 
timer
15:00
Eerste 5 min. zelf proberen. Daarna loop ik volgens een vaste route.
Ga je je voorbereiden voor de toets: zie bord
In de online methode, via Magister Leermiddelen inloggen en dan naar Talent. 
012098

Slide 15 - Tekstslide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
       Aan de slag! mavo 2
Ga naar paragraaf 1.8 spelling, maak opdracht 1, 3,4,5, 9, leer daarna de dicteewoordjes op blz. 80
Wat?

Met wie?
 Hoe?

Hulp?

Klaar?


Alleen 
timer
15:00
Eerste 5 min. zelf proberen. Daarna loop ik volgens een vaste route.
Ga je je voorbereiden voor de toets: zie bord
In de online methode, via Magister Leermiddelen inloggen
331998

Slide 16 - Tekstslide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
       Aan de slag! basis 1
Ga naar paragraaf 1.8 spelling, maak opdracht 1 t/m 6, daarna leer je de dicteewoorden op blz. 58
Wat?

Met wie?
 Hoe?

Hulp?

Klaar?


Alleen 
timer
15:00
Eerste 5 min. zelf proberen. Daarna loop ik volgens een vaste route.
Ga je je voorbereiden voor de toets: zie bord
In de online methode Talent, via Magister Leermiddelen inloggen
220964

Slide 17 - Tekstslide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
       Aan de slag! mavo 1
Ga naar paragraaf 1.8 spelling, maak opdracht 10 t/m 15, daarna leer je de dicteewoorden op blz. 85
Wat?

Met wie?
 Hoe?

Hulp?

Klaar?


Alleen 
timer
15:00
Eerste 5 min. zelf proberen. Daarna loop ik volgens een vaste route.
Ga je je voorbereiden voor de toets: zie bord
In de online methode Talent, via Magister Leermiddelen inloggen
743784

Slide 18 - Tekstslide

  1. Je kunt uitleggen wat de tegenwoordige tijd (t.t) en verleden tijd (v.t.) betekent.
  2. Je kunt uitleggen wat de stam van het werkwoord is.
  3. Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen.
  Heb jij de lesdoelen behaald?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de vormen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
stam + de/te of stam + den/ten
B
stam, stam + t of het hele werkwoord
C
het hele werkwoord + d
D
alleen de stam

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleefde
B
beleeft
C
beleef
D
beleefd

Slide 22 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij zwaait
B
hij zwaaid

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 25 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... jij dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 26 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 27 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De overvaller (beroven) het gezin.
A
berooft
B
beroofd

Slide 28 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 29 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (worden) morgen 13 jaar.
A
wort
B
word
C
wordt

Slide 30 - Quizvraag

  1. Je kunt uitleggen wat de tegenwoordige tijd (t.t) en verleden tijd (v.t.) betekent.
  2. Je kunt uitleggen wat de stam van het werkwoord is.
  3. Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen.
Wat kun je aan het einde van de les?

Slide 31 - Tekstslide

Evaluatie
Kun jij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?


Slide 32 - Tekstslide

Kun jij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll