- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord. - Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden. - Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben: -je, -tje, -etje, -pje, -kje
Slide 5 - Tekstslide
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe. bankje, , vogeltje, schuimpje
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje. kettinkje, wandelingetje
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker. laatje, autootje
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje. taxietje
Bij woorden die eindigen op -y, schrijf je ’tjemet apostrof. baby'tje
Slide 6 - Tekstslide
Verkleinwoorden
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje
Slide 7 - Quizvraag
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje
Slide 8 - Quizvraag
Verkleinwoorden Wat is juist?
A
radiootje
B
radio'tje
C
radiotje
D
radje
Slide 9 - Quizvraag
verkleinwoorden
1. Stemmetje is het verkleinwoord van stem. 2. Blaadje is het verkleinwoord van blad.