Lezen p3 - les 1

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Start Paragraaf 3 Lezen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Start Paragraaf 3 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lezen paragraaf 3

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
  • Ik kan het vergelijkend, samenvattend en 
      doel-middelverband in een tekst herkennen..

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog over tekstverbanden?

Slide 4 - Tekstslide

Tekstverband

Een tekstverband geeft aan wat twee zinnen of twee alinea's met elkaar te maken hebben.

In deze paragraaf worden 5 nieuwe tekstverbanden uitgelegd.

Slide 5 - Tekstslide

Verband tussen zinnen
Ik heb goed geleerd voor de toets.
Ik heb woordjes geleerd.
De zinnen heb ik geoefend.
Mijn moeder heeft me overhoord.

Dit zijn losse zinnen die (nog) niets met elkaar te maken hebben.

Slide 6 - Tekstslide

Ik heb goed geleerd voor de toets. Allereerst heb ik woordjes geleerd en heb ik de zinnen geoefend. Ook heeft moeder me overhoord.
De zinnen zijn nu met elkaar verbonden. 
Aan de woordjes ALLEREERST, EN en OOK kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. Er wordt namelijk iets opgesomd. Dit noem je een OPSOMMEND verband

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden
De schrijver van een tekst hangt woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dit noem je tekstverbanden. 

In leerjaar 1 heb je geleerd:
- Chronologisch verband: eerst, toen, daarna, vervolgens
- Opsommend verband: ten eerste (etc.), ook, ten slotte, en
- Tegenstellend verband: maar, daarentegen, echter, integendeel, toch
- Toelichtend verband: bijvoorbeeld, zoals, neem nou

Slide 8 - Tekstslide

chronologisch: vroeger, later, eerst, nadat
opsommend; en, verder, ook nog
tegenstellend: maar, echter, hoewel
toelichtend: bijvoorbeeld, zoals
concluderend: dus, kortom
p3: redengevend: omdat, want, dankzij
p3: oorzakelijk: daardoor, dankzij
p3: doel-middel: opdat, zodat, om te...
p3: vergelijkend: evenals, groter 
p3: samenvattend: kortom, al met al

Slide 9 - Tekstslide

Welk tekstverband?

Veel mensen klagen als het waait en regent, maar ik houd juist van dat onstuimige weer.
A
concluderend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
opsommend

Slide 10 - Quizvraag

Welk tekstverband?

Doordat het vannacht gevroren had, gleed mijn buurvrouw vanmorgen uit met haar fiets.
A
concluderend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
opsommend

Slide 11 - Quizvraag

Doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

Pizzadeeg moet je minstens tien minuten kneden, zodat het mooi soepel en elastisch wordt.

Slide 12 - Tekstslide

Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband laat een verschil of een overeenkomst zien. 

Signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals 
ook de vergrotende trap: meer, groter, beter, langer enz.

In vergelijking met vorig jaar hebben we nu een koude winter.

Slide 13 - Tekstslide

Samenvattend verband
Een samenvattend verband geeft een verkorte weergave van informatie uit de tekst. 

Signaalwoorden: kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

We hebben nu acht tekstverbanden behandeld. Samengevat kun je wel stellen dat je al heel wat tekstverbanden kent.

Slide 14 - Tekstslide

Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want

Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer, want ik heb er niet goed voor geleerd.
De reden van het slechte cijfer is dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.





Slide 15 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
Let op! Lijkt veel op redengevend, maar hier gaat het om een oorzaak waar je geen invloed op hebt.

Signaalwoorden: doordat, dankzij, als gevolg van, dat komt door

Voorbeeld:
Doordat het warm is, trek ik een korte broek aan. 

Slide 16 - Tekstslide

Welk tekstverband?

Vincent doet altijd goed mee met de training, zodat hij een goede kans heeft op een basisplaats.
A
samenvattend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
doel-middel

Slide 17 - Quizvraag

Welk tekstverband?

Lidewij is gek op chips en koekjes. Daarnaast smult ze graag van gebakjes en ijs.
A
samenvattend
B
opsommend
C
oorzakelijk
D
concluderend

Slide 18 - Quizvraag

Welk tekstverband?

Simon is twee koppen groter dan ik.
A
samenvattend
B
vergelijkend
C
doel-middel
D
opsommend

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 2 en 3 op bladzijde 18 en 19.

Slide 20 - Tekstslide