H1.2 De landbouw ontstaat

Opdrachten 3 t/m 8

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opdrachten 3 t/m 8

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen (deze les)?
  • Nakijken antwoorden van gemaakt huiswerk.
  • we kijken een filmpje over het ontstaan van de landbouw (Engels gesproken, maar ondertiteld).
  • Opschrijven huiswerk in agenda.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt beschrijven hoe de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw verliep.

Ongeveer 9000 jaar v.C. veranderde in het Midden-Oosten heel langzaam de manier van leven van jagers-verzamelaars. Er was in die tijd zo veel voedsel in de natuur te vinden dat jagers-verzamelaars langere tijd op één plek konden blijven. Sommige mensen gingen toen gewassen zoals graan en groenten verbouwen. Dit heet akkerbouw.
Geleidelijk lukte het de boeren bepaalde dieren te temmen, zoals runderen, geiten, schapen en varkens. Het vee gaf hun melk, vlees en wol. Dit was het begin van de veeteelt.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 3
Lees de leertekst ‘Een langzame verandering’.
a.
Waar in de wereld gingen mensen als eersten over op de landbouw?
  • In het Midden-Oosten.
b.
Gebruik bron 2 en 3 van de oriëntatie.
Naar welke gebieden heeft de landbouw zich daarna verspreid?
  • Naar Noord-Afrika (Egypte), Europa en het gebied in het oosten tot aan India.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3
c.
Hoe verliep de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw?
De overgang verliep geleidelijk / plotseling, want eerst stopten mensen
alleen wat graankorrels in de grond en deden de eerste boeren
nog volop aan de jacht. Heel langzaam werden ze landbouwers.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Opdracht 4
a.
Noem twee redenen waarom mensen dieren temden.
Bijvoorbeeld: 
  • voor de melk. 
  • voor de wol. 
  • voor eieren.
  • voor het vlees. 
  • als last- of trekdier

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Welke uitspraak is juist?
 A Akkerbouw en veeteelt zijn even oud.
 B De akkerbouw is ouder dan de landbouw.
 C De akkerbouw is ouder dan de veeteelt.
 D De veeteelt is ouder dan de akkerbouw.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 5
a.
Economie heeft te maken met ‘hoe mensen in hun onderhoud voorzien’. Wat
wordt bedoeld met ‘in hun onderhoud voorzien’?
  • Hun bestaansmiddelen: wat mensen doen om aan eten en onderdak te komen, en andere zaken die ze nodig hebben om te blijven leven.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Hoe voorzagen de onderstaande personen in hun onderhoud?
Een vrouw in het Midden-Oosten in 12.000 v.C.:
  • jagen en verzamelen
Een man in het Midden-Oosten rond 5000 v.C.: 
  • landbouw, en ook wat jagen en verzamelen

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt vier gevolgen noemen van de overgang van jagen-verzamelen naar
landbouw.
  1. Boeren gingen op een vaste plaats wonen.
  2. Door de landbouw was er meer voedsel en groeide de bevolking
  3. In die grotere dorpen ontstonden sociale verschillen.
  4. De kans op ziekte nam toe.
Het ontstaan van de landbouw is door deze grote gevolgen een van de belangrijkste veranderingen in het bestaan van de mensheid.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 6
Lees de leertekst ‘Grote gevolgen’.
De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw was een grote verandering.
Wat waren de voordelen en nadelen? Vul het schema in. Kies uit: harder werken • meer voedsel beschikbaar • meer ziekte • vaste woonplaats.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 6
Lees de leertekst ‘Grote gevolgen’.
De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw was een grote verandering.
Wat waren de voordelen en nadelen? Vul het schema in. Kies uit: harder werken • meer voedsel beschikbaar • meer ziekte • vaste woonplaats.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 6

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 7
Gebruik bron 3.
a.
Welke twee gevolgen van de overgang naar landbouw zijn op deze bron te zien?
  • Mensen gaan in huizen wonen.
  • Mens en vee wonen dicht bij elkaar.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 7
b.
In de leertekst ‘Grote gevolgen’ staan vier gevolgen van de overgang naar landbouw.
Welke twee gevolgen heb je niet bij vraag a opgeschreven (en zijn dus niet in de bron te zien)?
  • Er ontstaan sociale verschillen.
  • De bevolking groeit.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 8
Wat zijn twee voorbeelden van sociale verschillen?
A Boeren geloofden in andere goden dan jagers-verzamelaars.
B Boeren werden vaker ziek dan jagers-verzamelaars.
C De ene boer heeft veel akkers, de andere boer veel vee.
D Een bestuurder krijgt meer respect dan een boer.
E Succesvolle boeren hebben grotere huizen dan andere boeren.

Slide 17 - Tekstslide

Pak je planagenda

H1.2 De landbouw ontstaat
- lezen Blz. 29 t/m 31
- maken opdrachten 9, 10 + 11 (online)

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Vul de juiste jaartallen in.
Rond  ........v.C. gingen mensen in het Midden-Oosten voor het eerst aan
landbouw doen.
In Nederland kwamen rond ..........v.C. de eerste boeren. De verspreiding van
de landbouw naar Nederland duurde dus ..........jaar.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoel (blz. 29)
Je kunt beschrijven wanneer de eerste boeren in Nederland woonden en hoe zij leefden.
Rond 5300 v.C. gingen de eerste boeren wonen in Limburg, helemaal in het zuiden. Ze leefden in heel kleine dorpen van zo’n vijftien huizen en
bouwden grote, langwerpige boerderijen. Ze leefden in heel kleine dorpen van zo’n vijftien huizen en bouwden grote, langwerpige boerderijen en maakten aardewerk om voedsel in op te slaan. De sociale verschillen tussen deze boeren waren klein.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Vul de juiste jaartallen in.
Rond  9000 v.C. gingen mensen in het Midden-Oosten voor het eerst aan
landbouw doen.
In Nederland kwamen rond 5300 v.C. de eerste boeren. De verspreiding van
de landbouw naar Nederland duurde dus 3700 jaar.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Gebruik je antwoord bij vraag a. Maak de zin kloppend.
De verspreiding van de landbouw verliep langzaam / snel.
  • langzaam
c.
In de leertekst staat dat de eerste boeren kwamen naar ‘wat nu Nederland is’.
Waarom staat er niet gewoon ‘naar Nederland’?
  • In 5300 v.C. bestond Nederland nog niet.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 10
c.
Geef een verklaring voor je antwoord bij vraag b.
  • Jagers-verzamelaars trokken rond, terwijl boeren op dezelfde plek bleven.


Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 10
d.
Maak de zinnen kloppend.
Het meegeven van spullen aan overleden personen, is een voorbeeld van cultuur / economie.
  • cultuur
Bij sommige graven in de hunebedden zijn spullen gevonden, bij andere graven niet. Dat is een voorbeeld van economie / sociale verschillen.
  • sociale verschillen

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 10
a.
Wat is een hunebed?
  • Een bouwwerk waarin mensen werden begraven.
b Maak de zinnen kloppend.
Jagers-verzamelaars begroeven hun doden wel / niet bij elkaar op één plek.
  • niet
Boeren hadden wel / niet één plek waar ze hun doden begroeven.
  • wel


Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 11
a.
Maak de zinnen kloppend.
Rond 9000 / 5000 v.C. bleven jagers-verzamelaars in het Midden-Oosten op één plek wonen. Zij vonden toen al snel / in kleine stapjes akkerbouw en veeteelt uit. De eerste boeren deden dus niet meer / nog volop aan de jacht. Het gaan leven van landbouw is een culturele / economische verandering.


Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 11
b. 
Vul het schema in.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 11
c.
Vul het juiste jaartal en de juiste woorden in.
Rond 5300 v. Chr. woonden er boeren helemaal in het zuiden van wat nu Nederland is. Over hun economie weet ik: ze hielden runderen, schapen en varkens en verbouwden graan. Over sociale verschillen weet ik: ze woonden in kleine dorpen met kleine sociale verschillen. Over hun cultuur weet ik: ze begroeven hun doden bij elkaar, met spullen, en op één plek.


Slide 29 - Tekstslide

Planagenda
1.
Schriftelijke overhoring paragraaf 1.1 en 1.2

2.
H1.3 Egypte en de Nijl (Landbouw langs de Nijl)
Blz. 33 t/m 34
maken opdrachten 1 t/m 5



Slide 30 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen hoe irrigatielandbouw langs de Nijl werkte.
Op de oevers van de Nijl was de grond heel vruchtbaar, doordat elke zomer de  rivier overstroomde en een vruchtbaar laagje slib (modder) meenam. Nadat het water was gezakt, bleef het vruchtbare slib liggen. De Egyptenaren verbouwden op de drooggevallen grond hun gewassen, zoals graan en bonen.
Om het hele jaar voldoende water te hebben, legden de Egyptenaren kanaaltjes, dijken en waterbekkens aan. De kanalen bevloeiden de akkers die wat verder van de Nijl lagen. Dijken voorkwamen dat al het water terugstroomde naar de Nijl en in waterbekkens werd water opgeslagen. Op deze manier hadden de Egyptenaren toch water voor hun akkers. Deze manier van landbouw heet irrigatielandbouw.



Slide 31 - Tekstslide