Herhaling van haben, sein en werden in de t.t. en v.t.

Haben, sein en werden in de t.t. en v.t.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Haben, sein en werden in de t.t. en v.t.

Slide 1 - Tekstslide

Geef de verleden tijd van "hebben" in het Duits

Slide 2 - Open vraag

Geef de verleden tijd van "zijn" in het Duits

Slide 3 - Open vraag

Werden heeft 2 betekenissen. Welke zijn dat?
A
worden
B
zouden
C
zullen
D
werden

Slide 4 - Quizvraag

Verbind de volgende verleden tijdsvormen van werden aan de juiste betekenis
wurden
würden

werden

zouden

Slide 5 - Sleepvraag

Vul aan in de t.t.

Ich ______ ihn leider nicht gesehen
A
habe
B
hatte
C
war
D
wurde

Slide 6 - Quizvraag

Vul aan in de t.t.

Ihr _____ zu spät
A
habt
B
werdet
C
wart
D
seid

Slide 7 - Quizvraag

Vul aan in de t.t.

Sie _____ leider nicht da sein.
A
sind
B
werden
C
wurden
D
haben

Slide 8 - Quizvraag

Vul aan in de v.t.

______ ihr nichts darüber gehört?
A
wurdet
B
würdet
C
hattet
D
wart

Slide 9 - Quizvraag

Vul aan in de v.t.

Wir ______ dahin fahren
A
hatten
B
waren
C
wurden
D
würden

Slide 10 - Quizvraag

Vul aan in de v.t.

Sophie _____ gestern ganz froh.
A
war
B
hatte
C
würde
D
wurde

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag!
Ga naar de opdrachten in Teams. Hier staat de opgave "haben, sein en werden - maandag 22/3" klaar. 

Slide 12 - Tekstslide