Ma 13-05-24 gramm herhalen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H49
Montag, 13. Mai 2024

Slide 2 - Tekstslide

die Planung
  • Do: grammaticatoets
  • Herhalen grammatica
  • Blad

Slide 3 - Tekstslide

wiederholen
Haben/sein/werden 
in t.t. / v.t. / v.d


3 Fragen

Slide 4 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(sein) Es ... gestern schon früh dunkel.
A
ist
B
war
C
seid
D
wurde

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(werden) Heute ... mein Bruder 17 Jahre alt ... .
A
ist...geworden
B
war... gewerden
C
sind..gewurden
D
wird..geworden

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(haben) Er … seinen Sommerurlaub in der Schweiz verbracht.
A
hatte
B
habt
C
hast
D
hat

Slide 7 - Quizvraag

wiederholen
Zwakke werkwoorden
in t.t. / v.t. / v.d


4 Fragen

Slide 8 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(telefonieren) Warum hat meine Schwester nicht mit mir ...
A
telefoniere
B
telefonieren
C
telefoniert
D
telefonierte

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(zeichnen) Während des Unterrichts ... Marie in ihrem Heft.
A
zeicht
B
zeichnet
C
zeichet
D
zeichnest

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(duschen) Du ... doch immer lange? Warum eigentlich?
A
duscht
B
duschst
C
duschsst
D
duschest

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(reden) Mit wem ... Vater letzte Woche? Mit Onkel Gabriel?
A
redet
B
retet
C
redete
D
redte

Slide 12 - Quizvraag

wiederholen
Sterke werkwoorden
in t.t. / v.t. / v.d


3 Fragen

Slide 13 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(schlafen) Letzten Abend ... mein Bruder auf dem Dachboden.
A
schläft
B
schläfst
C
schlief
D
schlafe

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(bekommen) Er ... jede Woche einen Zettel von seiner Freundin.
A
bekommt
B
bekömmt
C
bekommst
D
bekam

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(lesen) Sanne hat die ganzen Ferien am Blogs ... .
A
liest
B
lesen
C
geliest
D
gelesen

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in
(let op t.t./v.t./v.d)

(essen) Was ... ihr zu Weihnachten?
A
esst
B
essen
C
isst
D
est

Slide 17 - Quizvraag

wiederholen
Modale werkwoorden
in t.t.


3 Fragen

Slide 18 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in

(kunnen) Er … leider nicht kommen. Er hat einen Termin.
A
kann
B
könnt
C
kannt
D
kan

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in

(mogen) Du ... das Gelände nach 22:00 Uhr nicht mehr betreten.
A
magst
B
magt
C
darf
D
darfst

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in

(moeten) Ihr ... Hausaufgaben hat der Lehrer gesagt
A
sollt
B
söllt
C
musst
D
müsst

Slide 21 - Quizvraag

Tip!
  • Staan die ... op het eind van de zin dan moet je het voltooid deelwoord invullen.
  • Woorden zoals:
gestern, letzten/vorigen Tag, letzte/vorige Woche, letzten/vorigen Monat, letztes/voriges Jahr
geven aan dat iets in de verleden tijd staat.

Slide 22 - Tekstslide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Blad grammatica --> 14:20 bespreken

  • Wie (hoe)? Boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 14:40





An die Arbeit!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide