4H Cursus 8 Spelling werkwoorden

Welkom

Spelling


Werkwoorden
Nederlands
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Spelling


Werkwoorden
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les van vandaag

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk gevoel krijg jij als je Nederlands docent zegt dat de les over werkwoordspelling gaat?

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.

  • Je kent de regels voor het schrijven van de verschillende werkwoordsvormen en kunt die toepassen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel 1


Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordsvormen ken je?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten werkwoorden
Persoonsvorm
Wij lopen altijd naar school.

Voltooid deelwoord
Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Onvoltooid deelwoord
Lopend ging hij naar zijn werk.
Hele werkwoord of het infinitief
Wij willen daar graag lopen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp (ev/mv) en kan in zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd staan. 

Je vindt de persoonsvorm door:
  • De tijdproef uit te voeren (verander de tijd)
  • De getalproef uit te voeren (verander het getal van het onderwerp)
Het werkwoord dat je moet aanpassen om de zinnen correct te maken, is de persoonsvorm. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de persoonsvorm(en) van onderstaande zinnen:

1. Onze buurvrouw verbouwt haar huis zelf.
2. Vind jij het ook jammer, dat het weer zo verandert?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de persoonsvorm(en) van onderstaande zinnen:
1. Er zijn leerlingen geschorst door de grap die zij hebben uitgehaald.
2. Jarno vindt het fijn, als de docent het huiswerk controleert.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge-, be-, ont- of ver- voor het werkwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de voltooid deelwoorden uit de onderstaande zinnen:
1. Raad eens wat er vandaag is gebeurd.
2. Ik heb de beschimmelde kaas maar weggegooid.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de voltooid deelwoorden uit de onderstaande zinnen:
1. Waarom heb jij die gele aansteker niet bewaard?
2. Bladluis wordt vaak met water en spiritus bestreden.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Infinitief
 Het infinitief is het hele werkwoord

  • Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
  • Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de infinitieven uit de onderstaande zinnen:

1. Wat willen jullie later worden?
2. Mees heeft dat altijd al willen hebben.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de infinitieven uit de onderstaande zinnen:

1. Dit betekent dat we nogal haast hebben.
2. Wij zijn van plan om te gaan fietsen.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel 2


Je kent de regels voor het schrijven van de verschillende werkwoordsvormen en kunt die toepassen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm kan voorkomen in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd. Bij deze tijden horen verschillende regels.

  • Daarnaast bestaan er klankveranderende en klankvaste  werkwoorden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het 

meervoud 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm VT
Klankveranderende werkwoorden 
Deze werkwoorden moet je kennen (lopen - liep - gelopen). Er komt in de verleden tijd nooit meer een -t of -d achter!
Klankvaste werkwoorden 
Bij deze werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden. Gebruik daarvoor 't ex Kofschip of 't sexy fokschaap.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm VT
Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 't ex kofschip of 't sexy fokschaap.

Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't sexy fokschaap?
  • wel > ik-vorm + te(n)      fietsen - fiets - fietste(n)
  • niet > ik-vorm + de(n)    leren     - ler     - leerde(n)


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul bij iedere zin de juiste vorm van de pv verleden tijd in:
1. Mijn ouders ............................. (wachten) gisteren twee uur voordat zij naar binnen ............................. (mogen).
2. Hij ............................. (fronsen) zijn wenkbrauwen toen zij zo ............................. (binnenkomen).

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul bij iedere zin de juiste vorm van de pv verleden tijd in:
1. Messi ............................. (vergroten) zijn kans op scoren.
2. Hij ............................. (branden) zijn hand tijdens het kerstdiner.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord 
Klankveranderende werkwoorden moet je kennen.

Bij klankvaste werkwoorden eindigt een een voltooid deelwoord op een -t of -d. Daarvoor gebruik je 't sexy fokschaap



Of je maakt het woord langer.
De vloer is geboen.. - de geboende vloer

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

1. Wij zijn gisteren ................................ (bellen) door de directeur.
2. Je bent in elk geval goed ................................ (verzekeren)!

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:
1.. Het gebeurt wel vaker dat hij verkeerd wordt ................................ (aanmelden).
2. Is dat écht wat er is ................................ (gebeuren)?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

https://www.meesterklaas.nl/quiz/d-of-t
Maak een screenshot van de door jou gemaakte quiz waarop je score in beeld is.
timer
7:00

Slide 28 - Open vraag

Score van 90% of hoger, dan mag je kiezen of je mee doet of dat je de les zelfstandig doorneemt.
Aan de slag!
Cursus 8 - Spelling

Par. 1 Persoonsvorm
Maken opdracht 
4, 5, 6 en 7 (p. 175)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schema om een grammaticale analyse te maken en vervolgens de regels voor de werkwoordspelling toe te passen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel 4
Je kent de regels van de Engelse werkwoorden

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

  • Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden!
    Je gebruikt dus dezelfde regels.


  • Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
paintball, delete, race (vanwege de uitspraak)
scoor, promoot -(vanwege de o-klank)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden
  • Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.
  • Let op: Bij saven, timen en daten eindigt de stam op -e.
  • We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De leerling ... het document gisteren op haar Chromebook.
(saven)
A
savde
B
savede
C
savete
D
savte

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit dat?
  • Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
  • -> save (spreek uit: seef)
  • De v van save zit niet in het 'T eX KoFSCHiP
  • Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                 Ik savede                Ik heb gesaved
Hij savet             Wij saveden

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de meeste werkwoorden  werkt het dus hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maar..... let op goed de uitspraak           -n

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

1. Peter ................................... (scrollen) door zijn e-mails.
2. Voor dat project ................................... (researchen) ik vorige week in de databank.
3. Maxime................................... (stressen, vt) flink na zijn toets.
4. Heb jij vorige week ook ................................... (flyeren)?
5. Mijn moeder ................................... (recyclen) alles.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling Schema 
Is het werkwoord een PV?
Ja
Nee
   TT                    VT                      VT DW                   INF 
ik, ...jij: ik-vorm

jij, hij, zij, het : ik-vorm +t

M: 'infinitief'
Onregelmatig

ik-vorm +te(n)
ik-vorm +de(n)
(kofschip!)
D of een T?
't ex kofschip
hele werkwoord

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies