Virussen en Schimmels

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieWOStudiejaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 24

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Virussen en Schimmels

Slide 6 - Tekstslide

Virussen

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Virussen
  • Zijn geen organismen (is dus geen "leven")
  • Bestaan uit erfelijk materiaal (DNA of RNA) en een eiwitmantel
  • Hebben geen cytoplasma

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Het maken van nieuwe virussen
1. DNA/RNA word in de cel geïnjecteerd
2. RNA wordt omgezet in DNA (geldt alleen voor RNA virussen)
3. Het virus DNA wordt ingebouwd in het DNA van de cel
4. Het virus DNA wordt gekopieerd
5. Er worden eiwitten gemaakt uit het DNA
6. Nieuwe virussen worden gevormd en verlaten de cel

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Maak opdracht 16
2 min.
Klaar? Lees de paragraaf over schimmels

Slide 16 - Tekstslide

Schimmels

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Schimmels
Kunnen zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten

Slide 22 - Tekstslide

Kenmerken schimmels
  • Eencellige schimmels zijn gisten
  • Meercellige schimmels hebben schimmeldraden (hyfen)
  • Een netwerk van schimmeldraden heet een mycelium

Slide 23 - Tekstslide

Schimmels positief & negatief
Positief
  • Gebruikt voor het maken van voedsel (kaas, sojasaus, brood)
  • Breken groenafval af tot anorganische stoffen
Negatief
  • Voedselbederf
  • Ziektes

Slide 24 - Tekstslide

Hebben virussen wel
Hebben virussen niet.
Erfelijk materiaal
Cytoplasma
Celkern
Eiwitmantel
Celmembraan

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep het rijk naar de cel die daarbij hoort
Rijk van de dieren
Rijk van de planten
Rijk van de schimmels
Rijk van de archaea 

Slide 26 - Sleepvraag

Voor de productie van welk voedsel heb je micro-organismen nodig?
A
Brood
B
Yoghurt
C
Sojasaus
D
Kaas

Slide 27 - Quizvraag

Maak 17, 18 en 23
Huiswerk voor donderdag

Slide 28 - Tekstslide