H2 par. 1 Moordaanslag in Sarajevo

H2 De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
Par. 2 Moordaanslag in Sarajevo
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H2 De Eerste Wereldoorlog 1914-1918
Par. 2 Moordaanslag in Sarajevo

Slide 1 - Tekstslide

Oorzaken Eerste Wereldoorlog​
  1. nationalisme
  2. modern imperialisme 
  3. wapenwedloop
  4. militarisme
  5. bondgenootschappen

Slide 2 - Tekstslide

Nationalisme
  • Trots op je eigen volk.​
  • Dezelfde gewoonten, taal, geschiedenis.​
  • Andere volken werden als vijand gezien​
  • Nationalisme zorgt voor grote spanningen in Europa…



Slide 3 - Tekstslide

Nationalisme zorgt voor conflicten op de Balkan
  • Balkan hoort al eeuwen bij het Ottomaanse Rijk (Turkije). ​
  • Nationalisme zorgt dat volken onafhankelijk willen worden.​
  • Grieken, Roemenen, Bulgaren, en Serven kwamen in opstand. ​


Slide 4 - Tekstslide

Nationalisme zorgt voor conflicten op de Balkan
  • Zo werd bijv. Bosnië en Herzegovina onafhankelijk. ​
  • Zij wilden bij Servië horen, maar werden ingepikt door Oostenrijk-Hongarije. ​
  • Nationalistische Serven waren woedend (wraak?).


Slide 5 - Tekstslide

  • 1871 Duitsland wordt 1 staat, een keizerrijk.​
  • Hiervoor bestond Duitsland uit kleine staatjes.​
  • Duitse keizer wilde Duitsland laten uitgroeien tot het economisch en militair sterkste land van Europa.​
  • 2 dingen nodig:​
  • Een sterke vloot​
  • Kolonies in Afrika en Azië  





Slide 6 - Tekstslide

Sterke vloot is bedreigend voor Engeland. Zij beginnen met de bouw van oorlogsschepen. Gevolg: wapenwedloop.

Slide 7 - Tekstslide

Modern imperialisme
  • Er kwam modern imperialisme: een groot rijk willen hebben. ​
  • Landen wilden kolonies hebben. ​
  • Kolonies leverden grondstoffen, afzetgebied en aanzien op.​
  • Landen gingen elkaars kolonies inpikken.​
  • Vooral Duitsland wilde dit (bedreigend voor Fr en Eng).




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wapenwedloop​
  • Door industrialisatie van de 19e eeuw en dus moderne technieken kwamen er steeds meer en betere wapens.​
  • Elk land ging duizenden wapens maken.​
  • Gevolg: wapenwedloop tussen de landen.


Slide 10 - Tekstslide

Militairisme 
  • Ook Rusland voelde zich bedreigd door de toegenomen Duitse macht.​
  • Net als de andere landen verhoogde ook Rusland de militaire uitgaven.
  • Militaire macht werd zelfs verheerlijkt.

Slide 11 - Tekstslide

Militairisme 
  • De spanning loopt op.​
  • Oorlog bijna noodzakelijk, want dan kon je laten zien hoe dapper en machtig jouw leger was…

Slide 12 - Tekstslide

Bondgenootschappen
Centralen
Geallieerden
Duitsland
Frankrijk
Oostenrijk-Hongarije
Groot-Brittannië
Italië
Rusland
Turkije

Slide 13 - Tekstslide

  • Om meer macht te krijgen, maar ook meer veiligheid gingen landen op zoek naar bondgenoten.​
  • Bondgenoten helpen elkaar in tijden van oorlog.​


  • Bondgenootschappen lijken veilig, maar er waren risico’s.​
  • Een klein conflict kan snel uitgroeien tot oorlog.​
  • Bondgenoten waren verplicht om elkaar te helpen.




Slide 14 - Tekstslide

Bondgenootschappen

Slide 15 - Tekstslide

De aanleiding van WO I​
  • 1914 de spanning op de Balkan loopt verder op.​
  • Op 28 juni 1914 worden de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophia doodgeschoten in Sarajevo.​



Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De aanleiding van WO I​
  • Door de Bosnische nationalist Gavrilo Princip.​
  • Princip wilde bij Servië horen en niet bij Oostenrijk en Hongarije (was de bezetter).​



Slide 18 - Tekstslide

Start
  • Oostenrijk-Hongarije wil Servië straffen.​
  • Duitsland steunt bondgenoot Oostenrijk-Hongarije.​
  • 28 juli verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië.​
  • Rusland wilt Servië helpen en gaat haar leger mobiliseren.​
  • Duitsland helpt bondgenoot Oostenrijk-Hongarije en verklaart de oorlog aan Rusland en Frankrijk.​




Slide 19 - Tekstslide

  • In heel Europa begint de mobilisatie.​
  • 4 augustus 1914 Duitsland valt België aan om door te gaan naar Frankrijk.​
  • Engeland verklaart de oorlog aan Duitsland, omdat Duitsland de neutraliteit van België schendt. 


Slide 20 - Tekstslide

Ein frischer fröhlicher Krieg
  • De verwachting onder de soldaten was dat het een snelle oorlog met een snelle overwinning zou zijn.​
  • Niets was minder waar.​
  • De legers groeven zich in.​
  • Begin van een loopgravenoorlog.



Slide 21 - Tekstslide

Wanneer was de Eerste Wereldoorlog?
A
1933 - 1945
B
1901 - 1917
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 22 - Quizvraag

Dit is een foto van een wapenfabriek uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Militarisme
B
Industrialisatie
C
Modern imperialisme
D
Bewapeningswedloop

Slide 23 - Quizvraag

Noem nog 2 andere oorzaken voor de Eerste Wereldoorlog

Slide 24 - Open vraag

Wat was de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de prins van Oranje
B
De Duitsers hadden de wapenwedloop verloren, nu moesten ze wel
C
De moord op kroonprins Franz Ferdinand
D
Frankrijk kon de wapenwedloop niet winnen en begon daarom de oorlog

Slide 25 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de
Eerste Wereldoorlog?
A
Duitsland
B
Jodenvervolging
C
Loopgraven
D
Bondgenootschappen

Slide 26 - Quizvraag

Wie is de moordenaar op de afbeelding?
A
Franz Joseph
B
Franz Ferdinand
C
Gavrilo Princip
D
Adolf Hitler

Slide 27 - Quizvraag

Om welke reden schoot Gavrilo Princip Frans Ferdinand dood?
A
Princip had een persoonlijk conflict met Frans Ferdinand
B
Princip kreeg flink betaald om Frans Ferdinand neer te schieten
C
Princip wilde een wereldoorlog ontketenen
D
Princip zag Frans Ferdinand als de bezetter van Bosnië en dus als vijand

Slide 28 - Quizvraag

Examentip
Je moet een bron bekijken. De bron is een tekst. Hoe pak je dat aan?
1. Kijk nog NIET naar de vraag over de tekst.
2. Lees eerst het bijschrift/ toelichting/ onderschrift/ titel. Staan er jaartallen? (Het bij- of onderschrift vertelt soms meer van de bron, dan de bron zelf)
3. Onderstreep de belangrijke woorden, namen, stukken in de tekst.
4. Wat is het doel van de maker? Wat wil hij/ zij je vertellen?
5. Lees de vraag over de tekst.
6. Begin je antwoord met het opschrijven (herhalen) van de vraag.
7. Schrijf dus altijd in je antwoord: In de bron staat… (geef een voorbeeld uit de bron).

Slide 29 - Tekstslide

Examentip
Herhaal de vraag in je antwoord.
Vraag: Geef 4 oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Antwoord: 4 oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn …

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide


Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video