20 juni- FPC1

20 juni- FPC1
Wat gaan we doen vandaag? Les Woordenschat. 

  • 1.2 Betekenis afleiden uit een woord- Klassikale opdracht 4
  • 1.3 Betekenis opzoeken- Klassikale opdracht 2 en 4 
  • 1.4 Opdracht Figuurlijk taalgebruik in tweetallen


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

20 juni- FPC1
Wat gaan we doen vandaag? Les Woordenschat. 

  • 1.2 Betekenis afleiden uit een woord- Klassikale opdracht 4
  • 1.3 Betekenis opzoeken- Klassikale opdracht 2 en 4 
  • 1.4 Opdracht Figuurlijk taalgebruik in tweetallen


Slide 1 - Tekstslide

1.2 Betekenis afleiden uit een woord
"De betekenis van een woord dat je niet kent, afleiden uit de tekst waarin het wordt gebruikt."
Tips:
  • lees de hele zin waarin het woord staat
  • controleer of er in de tekst een synoniem, omschrijving, tegenstelling of voorbeeld staat
  • let op afbeeldingen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4: Betekenis afleiden uit een woord
Tekst "Navigatiesysteem zorgt voor  wanorde" wordt uitgedeeld, deze hoort bij de vragen die je straks gaat zien op het scherm. 

Slide 4 - Tekstslide

In de titel staat het woord ‘wanorde’. In het woord wanorde herken je het voorvoegsel ‘wan’. Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als wanorde?
A
Boosheid
B
Duidelijkheid
C
Chaos

Slide 5 - Quizvraag

In de titel van de tekst staat ‘navigatiesysteem’. Wat doe je als je in een auto ergens naartoe ‘navigeert’?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent dus ‘navigatiesysteem’?

Slide 7 - Open vraag

In de tweede zin staat het woord ‘multitasken’. Je herkent het Engelse woord ‘task’, wat ‘taak’ betekent. Wat betekent ‘multitasken’?

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent ‘onoverzichtelijk’?

Slide 9 - Open vraag

Het voorvoegsel ‘auto’ betekent ‘zelf’. Wat betekent dan ‘automatisme’?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent het voorvoegsel "her"?
A
opnieuw
B
fout
C
vanzelf
D
nadien

Slide 11 - Quizvraag

In de laatste zin staat ‘herprogrammeren’. Wat doen we als we ‘tijdens het rijden de navigatie proberen te herprogrammeren’?
A
dan starten we de navigatie opnieuw op door hem uit en aan te zetten
B
dan voeren we opnieuw een bestemming in en kiezen we de te rijden route
C
dan volgen we de instructies die het navigatiesysteem geeft nauwkeurig op

Slide 12 - Quizvraag

1.3 Betekenis opzoeken
"De betekenis van een woord dat je niet kent, opzoeken in een (online) woordenboek". 
Tips:
  • typ het woord in een zoekmachine zoals Google
  • typ eventueel betekenis erachter
  • kies een betrouwbare site, zoals:
vandale.nl, woorden.org, ensie.nl
  • kies de betekenis die in de tekst past

Slide 13 - Tekstslide

1.3 Betekenis opzoeken- opdracht 2
Opdracht 2: Bekijk het fragment uit het online woordenboek. De vragen zijn op het scherm te zien



Slide 14 - Tekstslide

Welke betekenis past bij deze zin?
Op deze foto kun je iedereen goed zien, behalve Zehra. Van haar zie je alleen het profiel.
A
betekenis 1
B
betekenis 2
C
betekenis 3
D
betekenis 4

Slide 15 - Quizvraag

In een vacature is vaak een functieprofiel opgenomen. Wat staat er in zo'n profiel?

Slide 16 - Open vraag

Welke betekenis van ‘profiel’ past het beste bij profielfoto en functieprofiel?

A
betekenis 1
B
betekenis 2
C
betekenis 3
D
betekenis 4

Slide 17 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om het profiel van je wandelschoenen te controleren, voordat je een wandeling gaat maken op heuvelachtig terrein?

Slide 18 - Open vraag

Welke betekenis van ‘profiel’ past bij de vorige vraag?
A
Betekenis 1
B
Betekenis 2
C
Betekenis 3
D
Betekenis 4

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht 4: 1.3 Betekenis opzoeken
Lees de tekst: "De onderbelichte positieve kanten van online gaming", de vragen krijg je zo op het bord te zien. 

Slide 20 - Tekstslide

In de tweede alinea van de tekst staat ‘nodige’. Welke betekenis past in de tekst?
A
waaraan je niet kunt ontkomen
B
gewenst, onmisbaar
C
dingend, noodzakelijk
D
heel veel, talrijk

Slide 21 - Quizvraag

In de derde alinea staat ‘mainstream media’. Wat wordt hier bedoeld met ‘mainstream’?
A
bestemd voor de massa
B
alledaags, gewoontjes
C
ouderwets, achterhaald

Slide 22 - Quizvraag

Zoek de betekenis van het woord "onderbelichten" op in een online woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past.

Slide 23 - Open vraag

Zoek de betekenis van het woord "uitrusten" op in een online woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past.
A
zich door rust herstellen
B
van het nodige voorzien

Slide 24 - Quizvraag

Zoek de betekenis van het woord "treffen" op in een online woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past.
A
raken bij slaan, schieten enz
B
geluk hebben, boffen
C
ontmoeten, bij elkaar komen
D
(van iets slechts) overkomen

Slide 25 - Quizvraag

Zoek de betekenis van het woord "collectief" op in een online woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past.
A
verzameling, massa
B
gezamenlijk, gemeenschappelijk

Slide 26 - Quizvraag

1.4 Figuurlijk taalgebruik
  • woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn
  • uit de rest van de zin of tekst kun je opmaken of iets letterlijk of figuurlijk is bedoeld
  • begrijp je het figuurlijk taalgebruik niet, typ de uitdrukking of deel daarvan in een zoekmachine en kies een betrouwbare woordenboeksite (bijvoorbeeld vandale of ensie)

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht tweetallen
Jullie werken in tweetallen: jullie krijgen allemaal 30 spreekwoorden plus 30 betekenissen, deze ga je met elkaar matchen. Ben je klaar dan kies je drie spreekwoorden en met deze drie maak je een kloppende zin!

Let op!: het tweetal dat al de spreekwoorden juist heeft, zonder het gebruik van een telefoon, krijgt een punt extra voor de toets Woordenschat van volgende week!

Slide 28 - Tekstslide

Enquête & volgende week
  • Graag de enquête invullen voordat je het lokaal verlaat!

  • Volgende week toets Woordenschat! en inhalen/herkansen toets Lezen/Luisteren 

Slide 29 - Tekstslide