In teksten kom je vaak woorden of uitdrukkingen met een figuurlijke betekenis tegen. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. Bijvoorbeeld:
Er staat: Bedoeld wordt:
- Hij woont in het hart van de stad. Hij woont in het centrum / het midden van de stad.
- We sliepen onder de blote hemel.
We sliepen buiten.
- De radijsjes schoten de grond uit.
De radijsjes groeiden heel snel.
Als je dit soort woorden of uitdrukkingen niet begrijpt, zoek ze dan op in een woordenboek. Zoek bij het eerste zelfstandige naamwoord uit de uitdrukking. Vind je zo de betekenis niet, zoek dan op een ander belangrijk woord. Bijvoorbeeld: voorkomen is beter dan genezen. De betekenis van deze uitdrukking vind je bij voorkomen en anders bij genezen.