2H U6 Imparfait 2324

Werkwoorden in de tijd Imparfait bestaan uit:
A
Onderwerp + persoonsvorm
B
Stam + Uitgang
C
Stam
D
Hele werkwoord
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden in de tijd Imparfait bestaan uit:
A
Onderwerp + persoonsvorm
B
Stam + Uitgang
C
Stam
D
Hele werkwoord

Slide 1 - Quizvraag

De uitgangen van de Imparfait:
A
e, es, e, ons, ez, ent
B
s, s, t, ons, ez, ent
C
onregelmatig
D
ais, ais, ait, ions, iez, aient

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord bepaalt welke uitgang je moet gebruiken in de volgende voorbeelden:

1. Il allait toujours en France.
2. Nous étions à Paris.
A
1. Il 2. Nous
B
1. aller 2. être
C
1. toujours 2.à
D
1. France 2. Paris

Slide 3 - Quizvraag

Imparfait NF

(donner) zij (m) gaven

Slide 4 - Open vraag

Imparfait NF

(rougir) zij bloosde

Slide 5 - Open vraag

Imparfait NF

(vendre) ik verkocht

Slide 6 - Open vraag

Imparfait NF

(faire) U deed

Slide 7 - Open vraag

Imparfait NF

(avoir) men had

Slide 8 - Open vraag

Imparfait NF

(être) Jij was

Slide 9 - Open vraag

Imparfait NF

(aller) wij (nous) gingen

Slide 10 - Open vraag

Hoe heet Imparfait in het Nederlands?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
voltooid verleden tijd
C
onvoltooid verleden tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quizvraag