In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Wanneer?Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurd
I write a message.
I walk to school
I make my bed.
I always _______ (gaan) to school on mondays.
You always ________ (gaan) to school on mondays.
He always goes to school on mondays
Regel: Als een werkwoord eindigt op o, dan plak je er bij he she en it (shit) es achter.
Je gebruikt dan don't of doesn't
Dus:
I don't walk to school every day
He doesn't walk to school every day
- Gewoon het 'normale' werkwoord gebruiken (walk, talk, sing)
- Behalve bij he/she/it want dan plak je er een s achter (walks, talks, sings)
- Bij werkwoorden die eindigen op o komt er bij he/she/it es achter