oproep: actief formuleren en overtuigende tekst

Schrijven Oproep
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schrijven Oproep

Slide 1 - Tekstslide

Een overtuigende tekst 
- Bevat mening + argumenten.

Leg ALTIJD je mening uit, dan gebruik je argumenten.
  WAAROM vind je iets? 
Bijvoorbeeld: 
Ik vind dat  (mening), want  (argument)

Slide 2 - Tekstslide

Instructie actief formuleren
Als je een zin actief formuleert, maak je duidelijk 'wie' iets doet. Actief geformuleerde zinnen zijn makkelijk te lezen, omdat ze duidelijker zijn. Meestal zijn ze ook korter.

Nederland kiest vandaag een nieuw kabinet.
Er wordt vandaag door Nederland een nieuw kabinet gekozen.

Slide 3 - Tekstslide

Actief formuleren
1. Kort 
2. Duidelijk
3. Je weet WIE het doet.

Slide 4 - Tekstslide

Actief geformuleerde zinnen zijn overtuigender.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

een goede activerende oproep 
  • een pakkende titel of slogan
  • taalgebruik dat past bij het publiek
  • de lezer wordt rechtstreeks aangesproken
  • niet te lang
    (let bij een opdracht wel op het minimum aantal woorden)

Slide 7 - Tekstslide

Oproep

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het doel van een oproep?
A
mensen overtuigen van jouw mening
B
mensen overhalen om iets te gaan doen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is in deze tekst de oproep?

Slide 12 - Open vraag

Een oproep moet enthousiast geschreven zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Reclame en een oproep zijn ...
A
informerende teksten
B
overtuigende teksten
C
activerende teksten
D
amuserende teksten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in deze tekst de oproep?

Slide 15 - Open vraag

Wat is een oproep?
A
tekstsoort
B
tekstvorm
C
tekstdoel

Slide 16 - Quizvraag

Een oproep moet een pakkende titel of slogan hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Tekstdoel van een
oproep om mee te doen aan een goed doel
A
amuseren
B
activeren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
Examenopdracht: oproep schrijven

Slide 19 - Tekstslide