1 vmbo-bk thema 6.6 Voortplanting bij planten en dieren: Voortplanting met bevruchting

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.6 Voortplanting met bevruchting

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorig les: 6.5 Vruchten en zaden
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.6 Voortplanting met bevruchting
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bevruchting bij planten?
A
als een plant een vrucht heeft
B
als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
als een boom appels heeft
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen peulvrucht?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 5 - Quizvraag

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 6 - Quizvraag


Een banaan is een zaad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting de eigenschappen van twee ouders bij elkaar komen.
- kan je voorbeelden geven van voortplanting met bevruchting.

Slide 8 - Tekstslide

Inleiding
Als de kernen van een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel kunnen versmelten, vindt er bevruchting plaats.

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 9 - Tekstslide

6.6 Voortplanting  met bevruchting
Bij voortplanting van zaadplanten vindt bevruchting plaats.
Bij bevruchting versmelt de kern van een mannelijke voortplantingscel met de kern van een vrouwelijke voortplantingscel.

De mannelijke voortplantingscel is de stuifmeelkorrel.
De vrouwelijke voortplantingscel is de eicel.

Slide 10 - Tekstslide

6.6 Voortplanting  met bevruchting
De eicel komt van de moederplant.
De stuifmeelkorrel komt van een andere plant: de vaderplant.

Bij bevruchting komen de celkernen van deze twee planten bij elkaar.
De celkernen versmelten tot 1 celkern.

Er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De eigenschappen van 2 planten kunnen verschillend zijn.

Kijk maar naar de afbeelding links.

Je ziet gerbera's in verschillende kleuren.

Slide 13 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Een eicel van een roze bloem kan worden bevrucht door een stuifmeelkorrel van een witte bloem.

Na de bevruchting ontstaat een zaad met een kiem.
Uit de kiem groeit een nieuwe plant.
De nieuwe plant heeft lichtroze bloemen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
De kleur van de bloemen is een eigenschap van een plant.
De plant krijgt deze eigenschap van de twee ouderplanten.

Eigenschappen die worden doorgegeven bij de bevruchting, noem je erfelijke eigenschappen.

Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen van twee planten bij elkaar.

Slide 16 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De informatie voor de erfelijke eigenschappen is opgeslagen in de celkern.

Bij bevruchting komen 2 celkernen bij elkaar.
Daarbij komen de erfelijke eigenschappen van 2 organismen bij elkaar.

Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen van twee ouders bij elkaar.

Slide 17 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Bij alle dieren vindt voortplanting met bevruchting plaats.
De vrouwelijke voortplantingscel bij dieren heet eicel, net als bij planten.
De mannelijke voortplantingscel heet bij dieren een zaadcel.

Bij bevruchting versmelt de kern van de eicel met de kern van de zaadcel.
Uit de bevruchte eicel groeit een nieuw dier.
Bij de bevruchting zijn de eigenschappen van 2 ouders bij elkaar gekomen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

6.6 Voortplanting met bevruchting
Bij vissen, kikkers en insecten komen de jongen uit eitjes.

Een eitje is een bevruchte eicel.

Slide 20 - Tekstslide

Links zie je vissen met eitjes.

De eicellen van de vrouwtjesvis en de zaadcellen van de mannetjesvis komen in het water bij elkaar.

In de bevruchte eitjes groeien jonge visjes.

Slide 21 - Tekstslide

Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje.

Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet.

De bevruchting vindt plaats in het water.

Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Bij insecten gebeurt de bevruchting in het lichaam van het vrouwtje.
Dit zie je op de afbeelding links bij libellen.

Na de bevruchting legt de vrouwelijke libel eitjes. In de eitjes ontwikkelen zich larven (jonge insecten).

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 26 - Tekstslide

zelf aan de slag
6.6 Voortplanting met bevruchting: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 6 maken
(vanaf blz. 159)

Slide 27 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen dat bij bevruchting de eigenschappen van twee ouders bij elkaar komen.
- kan je voorbeelden geven van voortplanting met bevruchting.

Slide 28 - Tekstslide