In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
H4.1 en H4.2: Molecuulmodel en warmtetransport
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling
- Significantie
Theorie
H4.1
- Temperatuur en warmte
- Molecuulmodel
H4.2
- Warmtetransport
- Warmtestroom
Slide 2 - Tekstslide
De spanning van een batterij wordt gemeten en is U = 1,5 V Hoeveel significante cijfers is dit?
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 3 - Quizvraag
De stroom door de batterij is 4,50 A. De spanning is 1,5 V. De weerstand is R = U / I = 1,5 / 4,50. Hoeveel significante cijfers heeft het antwoord?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 4 - Quizvraag
De spanning van een batterij wordt gemeten en is U = 1,5 V en van een andere is U = 2,05 V. Hoeveel decimalen heeft de som van beide spanningen?
A
3
B
2
C
0
D
1
Slide 5 - Quizvraag
De spanning van een batterij wordt gemeten en is U = 1,5 V en van een andere is U = 2,05 V. Hoeveel significante cijfers heeft de som van beide spanningen?
A
1
B
0
C
2
D
3
Slide 6 - Quizvraag
Een gegeven wordt berekend met:
Wat is het juiste significante antwoord?
A
8,035 x 10^1
B
8 x 10^1
C
8,04 x 10^1
D
80,35
Slide 7 - Quizvraag
Een gegeven wordt berekend met:
Wat is het juiste significante antwoord?
A
0,675
B
6,8 x 10^-1
C
7,0 x 10^-1
D
7 x 10^-1
Slide 8 - Quizvraag
H4.1: Het molecuulmodel
Het water en het ijs wisselen energie (in Joule, J) uit: Warmte (Q)
Temperatuur (T) verandert voor beide!
Temperatuur = De gem. kinetische energie (Ek, bewegingsenergie) van de moleculen
Warmte is de energie die wordt toegevoegd of weggenomen van een stof. Gevolg is = temperatuursverandering (dT)!
Slide 9 - Tekstslide
H4.1: Het molecuulmodel
Het molecuulmodel bevat een aantal eigenschappen:
- Stoffen bestaan uit kleine deeltjes, de moleculen
- Tussen de moleculen zit ruimte
- In een stof bewegen de moleculen voortdurend
- Moleculen trekken elkaar aan
De energie die nodig is om de afstand tussen moleculen te vergroten: Potentiele energie (Ep)
Inwendige energie =
som van Ep en Ek
Slide 10 - Tekstslide
H4.1: Het molecuulmodel
Fasen van een stof
Vast Vloeibaar Gasvormig
Stel deze fasen stellen water voor.
Welke toestand heeft de grootste gem. kinetische energie?
Welke temperatuur is het laagst?
Slide 11 - Tekstslide
H4.1: Het molecuulmodel
Faseovergangen
Welke faseovergangen kosten energie en welke leveren energie op aan de omgeving?
Slide 12 - Tekstslide
H4.1: Het molecuulmodel
Temperatuurschaal
Temperatuur meet je in graden Celsius of graden Fahrenheit
met een thermometer
-273,15 ℃ = absolute nulpunt
Absolute temperatuurschaal in Kelvin (K)
Slide 13 - Tekstslide
Reken om:
68,0 ℃ naar K
A
68,0 K
B
341,15 K
C
- 205,15 K
D
205,15 K
Slide 14 - Quizvraag
Reken om:
500 K naar ℃
A
226,85 ℃
B
-226,85 ℃
C
773,15 K
D
500 ℃
Slide 15 - Quizvraag
Een pan met tomatenpuree stijgt 20 ℃.
Bereken de temperatuurstijging in K
A
293,15 K
B
-253,15 K
C
20 K
D
0 K
Slide 16 - Quizvraag
H4.1: Het molecuulmodel
Slide 17 - Tekstslide
H4.2: Transport van warmte
Warmte verplaatst zich van hoge temperatuur naar lage temperatuur
Stoffen in thermisch contact met temperatuursverschil --> Warmtetransport
Geleider = Stof dat warmte goed geleidt
Isolator = Stof dat warmte slecht geleidt
Slide 18 - Tekstslide
H4.2: Transport van warmte
Drie vormen van warmtetransport:
- Geleiding
In vaste stoffen door botsingen
tussen moleculen
- Stroming
In vloeistoffen en gassen door
verschil in dichtheid
- Straling
Alle stoffen met temperatuur
Geen tussenstof nodig!
Slide 19 - Tekstslide
H4.2: Transport van warmte
Warmtestroom = Hoeveelheid energie dat per seconde verplaatst
Slide 20 - Tekstslide
H4.2: Transport van warmte
Thermische geleidbaarheid = Eigenschap van materiaal dat voorspelt hoe goed een materiaal warmte geleidt (Ookwel warmtegeleidingscoefficient)