Module 2 - 2.1 Oefenopdracht B1-K1-W1

Meetmoment 2.1
Oefenopdracht B1-K1-W1

Module 2
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
CoachMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Meetmoment 2.1
Oefenopdracht B1-K1-W1

Module 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg in de lessen

Om dit meetmoment te maken heb je natuurlijk ook wat theorie en houvast nodig. De theorie voor dit meetmoment krijg je aangeboden bij de lessen beroepsgericht 2 én beroepsgericht 3.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopdracht B1-K1-W1

Je gaat aan de slag binnen de BPV, waarbij je verschillende oefenopdrachten gaat maken en uitvoeren. De oefenopdrachten in leerjaar 1 zijn een voorloper op de examens in leerjaar 2. Je gaat dus actief aan de slag met het oefenen voor de echte examens!
Begin een verslag altijd met een voorblad, inhoudsopgave en inleiding.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je begint je opdracht met een voorblad waarop staat: naam, opdracht, klas, datum, naam coach, naam stageplaats en naam werkplekbegeleider;
- Je voegt een inhoudsopgave toe;
- Je hebt een inleiding geschreven waarin je vertelt waar je stage loopt, met welke doelgroep en welke taken jij hierin hebt;
- Je werkt vervolgens de opdrachten uit, verdeel deze in verschillende hoofdstukken;
- Je schrijft de opdracht in eigen woorden, mocht je te hoog scoren op plagiaat, dan wordt dit gezien als fraude;
- Je voegt een bronvermelding toe waarin je aangeeft uit welke bronnen jij je informatie hebt verzameld;
- Naast de uitwerking van je opdrachten is er een ingevuld beoordelingsformulier vanuit de BPV aanwezig;
- Het beoordelingsformulier bevat feedback vanuit de BPV en is ondertekend door de werkplekbegeleider.
Randvoorwaarden B1-K1-W1

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In je oefenopdracht is er sprake van een productbeoordeling én gedragsbeoordeling

Product > wordt beoordeeld door school

Gedrag > wordt beoordeeld door de praktijk
BELANGRIJK

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ieder mens heeft wensen en behoeften in het leven. Voor elk mens is het fijn als er gehoor wordt gegeven aan deze wensen en behoeften. 
De cliënten waarmee jij als medewerker matschappelijke zorg gaat werken, kunnen dat lang niet altijd zelf. Daarom is het belangrijk dat jij de cliënt daarin ondersteunt. 
Voor je gaat ondersteunen, ga je eerst uitzoeken wat de behoeften zijn. Hoe je kunt uitzoeken wat de cliënt kan en wil en wat de individuele mogelijkheden zijn, dat ga jij in deze opdracht verder uitzoeken. 
Oefenopdracht B1-K1-W1

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 - Leefgebieden
Bij het inventariseren van de behoeften aan ondersteuning van de cliënt is het handig om de verschillende leefgebieden hierbij te gebruiken. We hebben als mens te maken met zeven leefgebieden. Deze leefgebieden krijg jij nog verder uitgelegd tijdens de lessen BG3.
De leefgebieden ga je in deze opdracht verder toelichten in je eigen woorden. Aan ieder leefgebied koppel je minimaal één passend voorbeeld uit je eigen leven.

Leefgebieden
1. Zingeving
2. Sociale relaties
3. Werk en activiteit
4. Lichamelijke gezondheid
5. Psychische gezondheid
6. Wonen
7. Financiën

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Leefgebieden - PRODUCT

Criterium
De student kent de verschillende leefgebieden van de mens.

Indicatoren
De student:
• Beschrijft de betekenis van de zeven leefgebieden in eigen woorden;
• Beschrijft per leefgebied een passend voorbeeld uit het eigen leven.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria 1
Leefgebieden in de les

Uitleg BG2 les 2
Uitleg BG3 les 1 en les 2

1. Zingeving
2. Sociale relaties
3. Werk en activiteit
4. Lichamelijke gezondheid
5. Psychische gezondheid
6. Wonen
7. Financiën

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2 - Zingeving


Ga met een medestudent in gesprek over leefgebied 1 ‘Zingeving’ en verzamel de (ondersteunings)behoeften van jezelf en je medestudent.
   • Bespreek jullie betekenis van zingeving uit opdracht 1.
   • Bespreek de volgende vragen:
     o Wat vind je leuk om te doen?
     o Met wie ga je graag om?
     o Waar krijg je een goed humeur van?
     o Waar word je ‘ongelukkig’ van?
     o Hoe belangrijk is het voor je om een eigen kamer te hebben?
     o Hoe belangrijk is het voor je om zelf je kamer/huis in te kunnen/mogen richten?
     o Ben je graag bij je familie of liever bij vrienden? Hoe komt dat?
     o Hecht jij veel waarde aan huisdieren?
     o Ben je graag alleen of juist niet?
     o Ga je graag naar school? Wat vind je er (niet) leuk aan?
     o Ga je graag naar stage? Wat vind je er (niet) leuk aan?
     o Woon je met mensen waar je verantwoording moet afleggen over wat je doet of heengaat?
         Wat vind je daarvan?




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Zingeving - PRODUCT

Criterium
De student kent het begrip zingeving

Indicatoren
De student:
• Beschrijft de verschillen naar aanleiding van het gesprek met een medestudent;
• Schrijft drie punten op waar hij behoefte aan heeft om meer ‘zin’ te kunnen geven aan het eigen leven.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zingeving in de les

Uitleg BG3 les 1 en les 2

1. Zingeving
2. Sociale relaties
3. Werk en activiteit
4. Lichamelijke gezondheid
5. Psychische gezondheid
6. Wonen
7. Financiën


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3 - Gezondheidskenmerken

Door middel van deze opdracht oefen je met het zicht krijgen op de gezondheidskenmerken. De mate waarin een cliënt zichzelf kan en wil verzorgen heeft veel te maken met zijn gezondheidstoestand (leefgebied 4 en 5).
Je gaat aan de slag met het maken van twee lijsten met gezondheidskenmerken (beide lijsten hebben minimaal 15 kenmerken); één lijst over lichamelijke gezondheidskenmerken en één lijst over psychische gezondheidskenmerken.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3 - Gezondheidskenmerken

Aan de hand van de gemaakte lijsten met gezondheidskenmerken, ga je twee observatieplannen maken voor twee cliënten:
• Observeer één cliënt gedurende een week op verandering in de lichamelijke gezondheidstoestand. Kies vijf kenmerken uit je eigen lijst. Bepaal vooraf op welke wijze je gaat observeren en gaat rapporteren.
• Observeer één cliënt gedurende een week op verandering in de psychische gezondheidstoestand. Kies vijf kenmerken uit je eigen lijst. Bepaal vooraf op welke wijze je gaat observeren en gaat rapporteren.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Gezondheidskenmerken - PRODUCT

Criterium
De student kan gezondheidskenmerken benoemen, deze analyseren, een observatielijst opstellen en evalueren.

Indicatoren
De student:
• Heeft een lijst gemaakt met minimaal 15 lichamelijke gezondheidskenmerken;
• Heeft een lijst gemaakt met minimaal 15 psychische gezondheidskenmerken;
• Maakt voor beide cliënten een observatieplan.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Gezondheidskenmerken - GEDRAG

Criterium
De student kan gezondheidskenmerken benoemen, deze analyseren, observatieplannen opstellen en evalueren.

Indicatoren
De student:
• Bespreekt de lijsten met gezondheidskenmerken;
• Bespreekt de observatieplannen met de werkplekbegeleider en vraagt om feedback;
• Plant in overleg met de werkplekbegeleider en/of andere collega’s wanneer hij de observaties gaat uitvoeren.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezondheidskenmerken in de les

BG2 les 4 en les 7

Lichamelijke gezondheid: wordt onder andere bepaald door aan- of afwezigheid van ziekten en hoe fit iemand is.

Psychische gezondheid: wordt onder andere bepaald door zelfvertrouwen, vitaliteit, gevoel van betekenis hebben, eigenwaarde, het goed weten om te gaan met de eigen emoties en de normale spanningen van het leven.

Slide 17 - Tekstslide

https://www.ggdzeeland.nl/rapportage/gezondheidsmonitor-volwassenen-en-ouderen-2020-2021/ziekten-aandoeningen-kwetsbaarheid/ 
Opdracht 4 - Observeren

Observeren maakt een belangrijk deel uit van de zorg en begeleiding die je aan cliënten verleent. Het is een voortdurend proces. Observeren heb je dan ook nodig om bijvoorbeeld risico’s te signaleren.

In opdracht 3 heb je twee observatieplannen gemaakt en op je praktijkplaats besproken wanneer je aan de slag gaat met het observeren. Gedurende één week observeer je beide cliënten volgens plan en noteer jij je bevindingen. Wanneer je hiermee klaar bent bespreek jij je bevindingen met je werkplekbegeleider en/of betrokken collega’s.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Observeren - PRODUCT

Criterium
De student kan aan de hand van observatieplannen doelgericht aan de slag met observeren.


Indicatoren
De student:
• Heeft de observatieplannen toegevoegd aan zijn verslag;
• Beschrijft waarom de gekozen observatiemethode aansluit bij het doel van de observatie;
• Heeft de bevindingen van de observaties gerapporteerd.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Observeren - GEDRAG

Criterium
De student kan aan de hand van observatieplannen doelgericht aan de slag met observeren.

Indicatoren
De student:
• Heeft twee cliënten gedurende een week geobserveerd;
• Heeft de observaties volgens plan uitgevoerd;
• Heeft de bevindingen van de observaties gerapporteerd;
• Bespreekt de bevindingen met zijn werkplekbegeleider en/of betrokken collega’s.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BG3 les 4 en les 5

Participerend = observator neemt deel aan de situatie
Niet-participerend = observator is toeschouwer

Gestructureerd = Vooraf bepaald welk gedrag je gaat observeren.
Observatieschema, codeersysteem, kant-en-klare registratieformulieren, beoordelingsschaal
Ongestructureerd = Algemene aspecten van gedrag. Beschrijvende registratie

- Participerend gestructureerde observatie
- Participerend ongestructureerde observatie
- Niet-participerend gestructureerde observatie
- Niet-participerend ongestructureerde observatie
Observeren in de les

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 - Beginsituatie 

Op het moment dat je een activiteit (in de ruimste zin van het woord) met een cliënt wil uitvoeren, is het belangrijk om alle relevante gegevens te weten. Je wil weten in welke situatie de cliënt zit; zijn gezondheidstoestand, gezondheidsrisico’s, mogelijkheden en beperkingen zijn hierbij belangrijk. Waarin heeft de cliënt hulp nodig en hoe ziet zijn sociale omgeving eruit? Al deze zaken en eventueel nog meer wordt omschreven in een beginsituatie.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Beginsituatie - PRODUCT

Criterium
De student heeft een beginsituatie van één cliënt beschreven.

Indicatoren
De student:
• Schetst een helder beeld van de beginsituatie van één cliënt in het format beginsituatie;
• Heeft de beginsituatie in correct Nederlands geschreven.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Beginsituatie - GEDRAG

Criterium
De student heeft een beginsituatie van één cliënt beschreven.

Indicatoren
De student:
• Heeft de beginsituatie compleet beschreven dat deze te herleiden is vanuit de praktijksituatie;
• Heeft de beginsituatie professioneel uitgewerkt, rekening houdend met de privacy van de cliënt. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beginsituatie in de les
BG3 les 6 
Gebruik het format in de opdracht!

Leeftijd
Ontwikkelingsniveau
Niveau van functioneren
Mogelijkheden van de cliënt: Wat kan de cliënt wel?
Beperkingen van de cliënt: wat kan hij niet? Waar ondersteuning bij nodig?
Woonsituatie cliënt: thuis/ woongroep/ zorginstelling?
Werksituatie cliënt : dagbesteding/24 uur zorg/ weekend dagbesteding?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6 - Ondersteuningsvragen 

In deze opdracht leer je het inventariseren van ondersteuningsvragen van cliënten. In overleg met je werkplekbegeleider spreek je af voor welke cliënt jij ondersteuningsvragen gaat formuleren. Je noteert drie ondersteuningsvragen voor de cliënt en beschrijft bij welk levensgebied deze horen.


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Ondersteuningsvragen - PRODUCT

Criterium
De student heeft op methodische wijze ondersteuningsvragen (3) geïnventariseerd voor één cliënt.

Indicatoren
De student:
• Beschrijft de beginsituatie van de cliënt (opdracht 5);
• Beschrijft minimaal 3 ondersteuningsvragen van de cliënt;
• Beschrijft hoe hij tot de ondersteuningsvragen is gekomen (informatie uit welke bronnen);
• Beschrijft bij welk leefgebied(en) de ondersteuningsvragen horen.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Ondersteuningsvragen - GEDRAG

Criterium
De student heeft op methodische wijze ondersteuningsvragen (3) geïnventariseerd voor één cliënt.

Indicatoren
De student:
• Toont gedurende de gesprekken belangstelling voor en betrokkenheid bij de cliënt en/of collega’s, familie of andere betrokkenen;
• Vraagt gericht door bij de cliënt en/of collega’s, familie of andere betrokkenen;
• Bespreekt de ondersteuningsvragen met de werkplekbegeleider en vraagt feedback.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ondersteuningsvragen in de les
BG2 les 4, les 6 en les 7
BG3 les 2

3 ondersteuningsvragen!

Ondersteuningsvraag gaat vanuit de cliënt bijvoorbeeld:
- Help mij met…. binnen drie weken zelfstandig de was doen.
- Ondersteun mij met…. zelfstandig lopen naar de winkel.
- Begeleid mij met …..
- Motiveer mij met….

Impliciet of expliciet en waarom.
Vanuit de cliënt geformuleerd, voortkomend uit de beginsituatie.





Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7 - Reflectie

In deze opdracht ga je terugkijken naar je gemaakte oefenopdrachten. Wees kritisch naar jezelf; ben je voldoende vaardig om de beginsituatie van een cliënt te beschrijven? Is het gelukt om ondersteuningsvragen te formulieren? Wat heeft nog meer oefening nodig?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Reflectie - PRODUCT

Criterium
De student reflecteert op de gemaakte opdrachten.

Indicatoren
De student:
• Beschrijft per opdracht wat er goed/minder goed is gegaan;
• Heeft de feedback van (minimaal) één collega toegevoegd in het verslag.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria - Reflectie - GEDRAG

Criterium
De student reflecteert op de gemaakte opdrachten.

Indicatoren
De student:
• Heeft feedback verzameld van (minimaal) één collega over de gemaakte opdrachten;
• Bespreekt de ontvangen feedback met zijn werkplekbegeleider.


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie in de les

BG3 les 7

  • Kritisch naar jezelf (durven) kijken

  • Je bent je eigen instrument: kwaliteiten, valkuilen, positieve ervaringen vanuit het verleden, oordelen gebaseerd op verleden e.d.

  • Zelfkennis en zelfinzicht: stevig in schoenen staan, weten waarvoor je kiest en waarom.

  • Reflecteren: leren over jezelf, blinde vlekken zien en daarmee aan de slag gaan


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeling
! Wanneer je niet voldoet aan bovenstaande randvoorwaarden, vervalt hiermee de eerste kans.
! Kijk goed naar de criteria zodat je weet waar je inhoudelijk op beoordeelt wordt.


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeling & deadline
Hoe lever je de opdracht in? (eerste kans)
Je levert de opdracht in op Its Learning bij module 2, meetmoment 1.
Als de opdracht voldoet aan de randvoorwaarden, wordt de opdracht nagekeken. Is dit niet het geval, dan krijg jij je opdracht terug en is hiermee je eerste kans verkeken.

Deadline eerste kans: zondag 21 januari 2024 vóór 23:59 uur.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies