Tekstopbouw en kernzinnen

Tekstopbouw en kernzinnen
- Uit welke drie delen bestaat een tekst?
- Hoe leidt een schrijver een tekst in?
- Hoe sluit een schrijver een tekst af?
- Wat is een kernzin en waar vind je deze?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekstopbouw en kernzinnen
- Uit welke drie delen bestaat een tekst?
- Hoe leidt een schrijver een tekst in?
- Hoe sluit een schrijver een tekst af?
- Wat is een kernzin en waar vind je deze?

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke drie delen bestaat een tekst? Vul ze in de juiste volgorde in.

Slide 2 - Open vraag

Juist!
- inleiding;
- middenstuk/kern;
- slot.
--> Uit je hoofd leren.

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
De tekst begint met een inleiding. Deze is 1 of 2 alinea's lang.
De schrijver wil de aandacht van de lezer trekken.

Slide 4 - Tekstslide

Noem de 4 manieren waarop een schrijver de tekst in kan leiden.

Slide 5 - Open vraag

De 4 manieren
- onderwerp introduceren;
- een/meerdere vragen stellen;
- een kort, grappig/bijzonder verhaaltje vertellen;
- de aanleiding voor het schrijven noemen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat wil 'de aanleiding voor het schrijven' zeggen?

Slide 7 - Open vraag

Uitleg
1. Onderwerp aankondigen:  schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
2. Een kort, grappig verhaaltje vertellen om de tekst in te leiden. Dat verhaaltje heeft te maken met het onderwerp.
3. Een of meer vragen stellen over het onderwerp van de tekst.
4. De aanleiding voor het schrijven noemen. De schrijver vertelt waarom hij de tekst geschreven heeft.

Slide 8 - Tekstslide

De aanleiding?
De schrijver kan in de inleiding vertellen waarom hij de tekst geschreven heeft. 
Dat kan zijn:
een onderzoek, dat bepaalde resultaten opleverde;
iets uit het nieuws, waarover hij het wil hebben;
een boek dat uitgebracht is, waarover hij iets wil vertellen.
etc.

Slide 9 - Tekstslide

Kort, grappig/bijzonder verhaaltje?
Stel: een tekst gaat over gekke dingen die gebeuren bij een McDrive. Dan zouden de twee tekstjes hier als inleiding kunnen voorkomen.

Manier 1: "Toen ik nog bij McDonald's werkte, kwam er een keer een vrouw langs met in haar auto drie aapjes. Alsof dat nog niet gek genoeg was, bestelde ze voor elk aapje een eigen ijsje. Ik denk er echt nog regelmatig aan." [via]
Manier 2: "Ik spotte ooit een baby kangoeroe in iemands auto. Even voor de duidelijkheid, ik woon in New England. Daar is dit absoluut niet normaal. Daarom schrok ik ervan en ging ik zelfs gillen.

Slide 10 - Tekstslide

Middenstuk/kern
In het middenstuk worden de deelonderwerpen uitgewerkt. Dit is meestal het langste stuk. 

Deelonderwerp: het onderwerp wordt verdeeld in ‘stukjes’. Dat zijn de deelonderwerpen. Per alinea wordt over een deelonderwerp geschreven.

Slide 11 - Tekstslide

Wat moet je opschrijven als ik vraag wat het deelonderwerp van een alinea is?

Slide 12 - Open vraag

Deelonderwerp van een alinea
Je noteert dan waar de alinea over gaat in maximaal 5 woorden
--> Net als bij het onderwerp van de tekst, daar mag je ook maximaal 5 woorden bij gebruiken.

Slide 13 - Tekstslide

Slot
Een schrijver sluit de tekst af met een slot. 

Een slot is meestal 1 of 2 alinea’s lang.
Een slot bevat meestal geen nieuwe informatie.
→ Soms staat er wel nieuwe informatie in, maar dan is het geen goed slot.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is géén manier om een tekst af te sluiten?
A
advies geven
B
conclusie trekken
C
vragen stellen
D
samenvatten

Slide 15 - Quizvraag

Drie manieren om een tekst af te sluiten:
1. een samenvatting: de schrijver herhaalt wat hij eerder verteld heeft.
2. een conclusie: op basis van de informatie uit de tekst. Hij geeft informatie in het middenstuk en sluit af met een conclusie. Vaak wordt het woordje 'dus' gebruikt.
3. een advies: de schrijver geeft de lezer advies over iets wat met het onderwerp te maken heeft.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een kernzin en waar vind je deze?

Slide 17 - Open vraag

Kernzin
De zin die de belangrijkste informatie van de alinea bevat. Dat is vaak:
- de eerste of de tweede zin
- de laatste zin
--> Soms staat deze in het midden/is er geen kernzin.

Slide 18 - Tekstslide

Klaar!
We spelen een quiz via Kahoot. Ga alvast even naar de juiste website.

Slide 19 - Tekstslide