Rechtszaak

Rechtszaak 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Rechtszaak 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt benoemen wat de politie allemaal mag doen bij de opsporing van een verdachte
- Je kan uitleggen wat de officier van justitie kan doen bij een verdachte
- Je kunt beschrijven wie de belangrijkste personen zijn in een rechtszaak

Slide 2 - Tekstslide

Je bent verdachte
Je bent een verdachte als de politie denkt dat je een strafbaar feit hebt gepleegd. 


Slide 3 - Tekstslide

Je bent verdachte
Wanneer je een verdachte bent, mag de politie:
  • je fouilleren.
  • je arresteren.
  • je huis doorzoeken.
Na afloop van een onderzoek maakt de politie proces-verbaal op.


Proces-verbaal =  Een speciaal politieverslag over het misdrijf en de verdachte.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bijzondere maatregelen
De burgemeester kan dus beslissen dat de politie bijzondere maatregelen mag nemen om criminaliteit aan te pakken.  Er is dan sprake van een veiligheidsrisico gebied, dáár mag preventief gefouilleerd worden. 

Bijvoorbeeld voetbalsupporters die niet naar de wedstrijd mogen omdat de burgermeester bang is voor rellen.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer mag de politie je fouilleren? 
De politie mag je fouilleren:
  • bij een preventief fouilleer actie.
  • als je bent aangehouden: om te kijken of je geen wapens bij je hebt.
  • als je bent aangehouden omdat je geen ID wilde tonen: om te kijken of je een ID bij je hebt.
  • als de politie aanwijzingen heeft dat je wapens/drugs bij je hebt.
  • op Schiphol: altijd.

Handige vragen als je twijfelt: ben ik een verdachte? Is dit een preventief fouilleer actie? Heeft u aanwijzingen dat ik drugs/wapens bij mij heb?


Slide 7 - Tekstslide

Eerlijk proces
Wanneer de officier van justitie besluit om jou te vervolgen, komt er een rechtszaak. De verdachte krijgt dan een dagvaarding.

Dagvaarding = Een oproep om voor de rechter te verschijnen. 
In de dagvaarding staat: 
  • het feit waarvan je verdacht wordt.
  • het tijdstip en de plaats waar de zitting plaatsvindt.

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijke personen bij een rechtszaak
Bij een rechtszaak zijn de volgende personen aanwezig:
  • de verdachte, bijgestaan door een advocaat.
  • de officier van justitie die de verdachte aanklaagt.
  • de rechter die bepaalt of iemand schuldig is en of hij een straf krijgt. 
 
         Rechters zijn in Nederland onafhankelijk en onpartijdig.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Samenvatting (sleep naar de juiste plek)
Een rechtszaak begint met een                            van de gegevens. Als alles klopt, leest de officier van justitie de                              voor. Hierin staat waar de verdachte van beschuldigd wordt. Daarna worden vragen gesteld. Eerst aan de verdachte en daarna aan de                           . Na de ondervragen eist de officier een                     . De advocaat, die de verdachte                           , probeert de rechter ervan te overtuigen een lagere straf de geven. De rechter bepaalt uiteindelijk de straf, dit is het                           .

aanklacht
controle
getuige
straf
verdedigt
vonnis
helpt
uitspraak

Slide 11 - Sleepvraag

Wanneer mag de politie je niet fouilleren?
A
in speciaal aangewezen gebieden
B
als je verdachte bent
C
Als je staande gehouden wordt
D
Dat mag altijd

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een officier van justitie?
A
Een openbaar aanklager die verdachten vervolgt.
B
Een rechter die vonnissen uitspreekt.
C
Een politiefunctionaris die boetes uitdeelt.
D
Een advocaat die verdachten verdedigt.

Slide 13 - Quizvraag

Wat kan de officier van justitie niet doen?
A
Een waarschuwing geven
B
Een geldboete geven
C
Een gevangenisstraf geven
D
De verdachte doorsturen naar de rechter

Slide 14 - Quizvraag

............opent de rechtszaak
A
De officier van justitie
B
De advocaat
C
De rechter
D
De griffier

Slide 15 - Quizvraag

Wie zijn altijd aanwezig bij een rechtszaak?
A
Officier van Justitie, Advocaat, Rechter
B
Officier van Justitie, Verdachte, Rechter
C
Advocaat, Verdachte, Rechter
D
Officier van Justitie, Advocaat, Verdachte

Slide 16 - Quizvraag

Wat mag de politie?
De politie mag fouilleren
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer ben je schuldig?

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de doelen van straffen benoemen en toelichten
- Je kunt het verschil tussen repressie en preventie uitleggen en hierbij voorbeelden geven.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?
  • Gaat het om een strafbaar feit?
  • Is bewezen dat de verdachte het gedaan heeft?
  • Kan de verdachte verantwoordelijk gehouden worden voor zijn daden (Is de verdachte wel toerekeningsvatbaar?)   


3x ja = schuldig
Is de verdachte toerekeningsvatbaar?
Een verdachte die geestelijk gestoord was tijdens zijn daad, kan ontoerekeningsvatbaar worden verklaard.
In dat geval kan de rechter beslissen om de verdachte verplicht op te laten nemen in een tbs-kliniek waar hij wordt behandeld voor zijn stoornis.

Slide 20 - Tekstslide

TBS  Ter Beschikking Stelling
Wanneer een persoon een psychische afwijking of stoornis heeft, dan kan de rechter besluiten deze persoon op te laten sluiten in een TBS-kliniek. 

Hier krijgt diegene hulp en ondersteuning om om te gaan met de stoornis. Iemand met TBS komt vaak pas na vele jaren vrij, als hij helemaal genezen is. Deze straf komt regelmatig voor bij zeer aggressieve daders of  bijvoorbeeld(kinder)verkrachters.   

In een gevangenis is er meestal geen hulp, daarmee verschilt TBS van een gewone gevangenisstraf.

Slide 21 - Tekstslide

Bijkomende straffen of maatregel
Naast de opgelegde straf kun je ook een bijkomende straf of maatregel krijgen.
  • Bijkomende straf: bijvoorbeeld een rijontzegging of beroepsverbod.
  • Maatregel: bijvoorbeeld tbs of een schadevergoeding aan het slachtoffer.

Slide 22 - Tekstslide

Drie soorten straffen
Rechters leggen in Nederland jaarlijks tussen de 100.000 en 200.000 straffen op.  

Er zijn drie hoofdstraffen: 
  • een geldboete
  • een gevangenisstraf 
  • een taakstraf 

Slide 23 - Tekstslide

Doel van de straffen
  • Straf dient als afschrikking.
  • Veiliger maken van de samenleving. 
  • Het moet de dader en zijn gedrag verbeteren. 
  • Nederland is een rechtsstaat, dus alle regels moeten nageleefd worden. 
  • Wraak.

Slide 24 - Tekstslide

Waarom straffen?
  • Opvoeden (= groot onderdeel sociale rechtsstaat)
  • Afschrikken
  • Veiligheid bevorderen
  • Wraak  (= ook onderdeel liberale rechtsstaat)

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video

De rechter kan hoofdstraffen, bijkomende straffen en maatregelen opleggen aan een verdachte.
Wat voor soort straffen of maatregel heeft de rechter de verdachte in deze uitspraak opgelegd?
A
een bijkomende straf en een maatregel
B
twee hoofdstraffen
C
een hoofdstraf en een maatregel

Slide 27 - Quizvraag

Welke soorten straffen zijn er?
A
Een geldstraf
B
Een taakstraf
C
Een gevangenisstraf
D
A, B en C zijn allemaal goed

Slide 28 - Quizvraag

Het Nederlandse strafrecht kent verschillende soorten straffen. Welke van deze is een bijkomende straf?
A
tbs.
B
een taakstraf.
C
ontzegging van de rijbevoegdheid.
D
een geldboete.

Slide 29 - Quizvraag

Repressie en preventie

Om criminaliteit te verminderen zijn twee aanpakken mogelijk:
repressie en preventie.

Repressie is criminaliteit onderdrukken.

Preventie is het voorkomen van criminaliteit.




Slide 30 - Tekstslide

  Repressie of preventie? 
Repressie = terugdringen.  
Preventie = voorkomen


 Preventie vind op verschillende manieren plaats
  • Preventie door de overheid
  • Preventie door bedrijven en burgers
  • Preventie door voorlichting op bijvoorbeeld scholen. 
Repressie vindt plaats door handelen van de overheid
  • Zware straffen opleggen
  • Meer cellen

Slide 31 - Tekstslide

Repressie is
A
Hard straffen en past bij links
B
Hard straffen en past bij rechts
C
Voorkomen van criminaliteit en past bij links
D
Voorkomen van criminaliteit en past bij rechts

Slide 32 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van repressie
A
Meer agenten op straat
B
Meer gevangenisstraffen
C
Vaker taakstraffen uitdelen
D
Super snelrecht van relschoppers

Slide 33 - Quizvraag

Wat is preventie?
A
Wetgeving om je werk zo veilig mogelijk te doen
B
Voorkomen van, zorgen dat iets niet gaat gebeuren
C
Je hebt een ziekte en je zorgt ervoor dat het niet erger wordt

Slide 34 - Quizvraag