inhaalles 3m1

inhaalles paragraaf 4
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

inhaalles paragraaf 4

Slide 1 - Tekstslide

Een verdachte
Verdachte: iemand van wie de politie denkt dat hij iets strafbaars heeft gedaan.

De verdachte is de persoon die de politie bij een misdrijf als eerste probeert te vinden.
VB: De verdachte - Jos B.
Zaak Nicky Verstappen:
- Vermoeden van schuld.
- Onschuldig tot het tegendeel is bewezen.
- Privacy (B. en zwarte balk)

Slide 2 - Tekstslide

Wat mag de politie?
  • Je fouilleren
  • Je arresteren
  • Je huis onderzoeken
  • Zijn hier nog verdere regels aan verbonden?

Slide 3 - Tekstslide

Fouilleren
  • Bij een preventief fouilleer actie.
  • Als je bent aangehouden: om te kijken of je geen wapens bij je hebt.
  • Als je bent aangehouden omdat je geen ID wilde tonen: om te kijken of je een ID bij je hebt. 
  • Als de politie aanwijzingen heeft dat je wapens/drugs bij je hebt.
  • Op Schiphol: altijd.

Slide 4 - Tekstslide

Arresteren
  • Op heterdaad betrapt
  • Werk/thuis/na een brief van de politie
  • Je wordt meegenomen naar het politiebureau voor verhoor.
  • De politie mag je in het begin 9 uur vasthouden op het politiebureau (dit kan door allemaal regelingen langer worden).

Slide 5 - Tekstslide

Bijzondere maatregelen van de politie
Bijzondere maatregelen: Iemand oppakken voordat hij iets strafbaars heeft gedaan of een buurt afluisteren.

Terreurverdachte zijn vaak de aanleiding voor bijzondere maatregelen

Slide 6 - Tekstslide

Proces verbaal
Als de politie klaar is met het onderzoek wordt er een proces verbaal geschreven. Dit is een speicaal politieverslag over het midsrijf en de verdachte. Dit wordt ook altijd in je dossier gestopt.

Slide 7 - Tekstslide

Officier van justitie
Als de zaak niks voor halt is dan gaat het proces verbaal naar de officier van justitie en die beslist dan wat hij er verder mee gaat doen. Hij heeft drie mogelijkheden.
  • Seponeren
  • Schikking
  • Vervolgen

Slide 8 - Tekstslide

Seponeren
Seponeren betekent dat de verdachte niet voor de rechter hoeft te komen en dan ook geen straf krijgt. Seponeren kan gebeuren als er te weinig bewijs is om de verdachte te vervolgen. Of als de dader al gestraft is. 

Slide 9 - Tekstslide

Schikking
Bij kleine zaken kan er ook gekozen worden voor een schikking dat is een afspraak tussen de officier van justitie en de verdachte. Vaak is dit een bepaald geld bedrag. (je ziet dit ook veel bij belastingontduiking)

Slide 10 - Tekstslide

Vervolgen
Als het bewijs toereikend genoeg is kan de officier van justitie overgaan tot vervolgen van de verdachte. Dat houdt in dat de verdachte voor de rechter moet verschijnen en de rechter gaat dan beslissen of er ook daadwerkelijk een straf komt.

Slide 11 - Tekstslide

Tussen de 12 en 18 jaar. De straf heeft ook altijd iets te maken met het misdrijf en wordt meestal bij kleine misdrijven ingezet. 

Slide 12 - Tekstslide

5: de Rechtszaak

Slide 13 - Tekstslide

Eerlijk proces
Wanneer de officier van justitie besluit om jou te vervolgen, komt er een rechtszaak. De verdachte krijgt dan een dagvaarding.

Dagvaarding = Een oproep om voor de rechter te verschijnen. 
In de dagvaarding staat: 
  • het feit waarvan je verdacht wordt.
  • het tijdstip en de plaats waar de zitting plaatsvindt.

Slide 14 - Tekstslide

Belangrijke personen bij een rechtszaak
Bij een rechtszaak zijn de volgende personen aanwezig:
  • de verdachte, bijgestaan door een advocaat.
  • de officier van justitie die de verdachte aanklaagt.
  • de rechter die bepaalt of iemand schuldig is en of hij een straf krijgt. 
 
         Rechters zijn in Nederland onafhankelijk en onpartijdig.

Slide 15 - Tekstslide

Wie is wie?

  1. Verdachte
  2. Rechter
  3. Advocaat
  4. Getuige(n)
  5. Pers
  6. Publiek
  7. Officier van Justitie
  8. Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek

Slide 16 - Tekstslide

De Rechtzaak 

1. 
De opening





De rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte.

Slide 17 - Tekstslide


2. 
De aanklacht


De officier van justitie leest de aanklacht (=ten laste legging) voor.

Slide 18 - Tekstslide


3. 
Het verhoor van de verdachte


Eerst mag de verdachte zelf zijn verhaal doen en vervolgens  ondervragen de rechters, de officier van justitie en je eigen advocaat jou.

Slide 19 - Tekstslide


4. 

Het getuigenverhoor



Mensen die iets gehoord of gezien hebben dat met de zaak te 

maken kan hebben worden bevraagd. Hiervoor leggen getuigen een eed af. Getuigen mogen niet liegen en geen aannames doen. 

Slide 20 - Tekstslide


5. 

Officier van justitie.



De officier legt uit waarom hij de verdachte schuldig vindt en eist een bepaalde straf. Dit heet het requisitoir.

Slide 21 - Tekstslide

6. 
Het pleidooi

De advocaat mag de verdachte een laatste keer verdedigen. Hij kan nogmaals bijzondere omstandigheden aanhalen. Of wijzen op het feit dat de verdachte geen strafblad heeft. Dit heet het pleidooi.

Slide 22 - Tekstslide


7. 
Het laatste woord



Als verdachte heb je altijd het laatste woord.  Je kunt ook nog iets zeggen over de strafeis van de officier.  De verdachte kan bijvoorbeeld ook aangeven of hij/zij spijt heeft. 

Slide 23 - Tekstslide

8. 

De uitspraak


De rechter vertelt of je schuldig of onschuldig bent en welke straf hij wil geven.  Dit kan een gevangenisstraf zijn,  een voorwaardelijke straf of boete. 

Meestal is de uitspraak of het vonnis twee weken later. 

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer ben je schuldig?
Om te bepalen of iemand schuldig is, stelt een rechter drie vragen.

1. Gaat het om een strafbaar feit?

2. Heeft de verdachte het gedaan?

3. Is de verdachte strafbaar?
De 'blinde rechter' Sebastiaan Hermans.
Geen beïnvloeding door uiterlijke kenmerken. Een voordeel?

Slide 25 - Tekstslide

1. Gaat het om een strafbaar feit?
Strafbaar feit: Een delict dat in het Wetboek van Strafrecht staat.
Voorbeelden:
  • Diefstal
  • Geweld
  • Moord
  • Afpersing

Uitzonderingen:
  • Verdediging
Alle strafbare feiten, wat dus bij wet verboden is, staan in het Wetboek van Strafrecht.

Slide 26 - Tekstslide

2. Heeft de verdachte het gedaan?
De rechter beoordeelt aan de hand van het bewijs of de verdacht het misdrijf heeft gepleegd.

Twijfel? Dan volgt een vrijspraak

Harde bewijzen
  • Video

Slide 27 - Tekstslide

3. Is de verdachte strafbaar?
Je bent alleen strafbaar als je verantwoordelijk bent voor je eigen gedrag.

Ontoerekeningsvatbaar: Geen invloed op je eigen gedrag, psychische stoornis.

Terbeschikkingstelling (TBS): Mensen die zichzelf niet kunnen beheersen behandeld in een kliniek en komen pas vrij als ze volgens de artsen genezen zijn.
TBS-kliniek Oostvaarderskliniek. 
Daders zitten voor een onbeperkte tijd hierin vast. Dit kan zelfs voor altijd zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Jeugdstrafrecht
Voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud die een zwaar misdrijf hebben gepleegd.

Doel: Voorkómen dat een jongere opnieuw de fout ingaat.

Slide 29 - Tekstslide

9.6 Preventie of Repressie 

Slide 30 - Tekstslide

Drie soorten straffen: hoofdstraf, bijkomende straf, maatregel
Rechters leggen in Nederland jaarlijks tussen de 100.000 en 200.000 straffen op.  

Er zijn drie hoofdstraffen: 
  • een geldboete
  • een gevangenisstraf 
  • een taakstraf 

Slide 31 - Tekstslide

Bijkomende straffen of maatregel
Naast de opgelegde straf kun je ook een bijkomende straf of maatregel krijgen.
  • Bijkomende straf: bijvoorbeeld een rijontzegging of beroepsverbod.
  • Maatregel: bijvoorbeeld tbs of een schadevergoeding aan het slachtoffer.

Slide 32 - Tekstslide

Het doel van straffen
Straffen worden opgelegd met een doel:

  • Afschrikking
  • Verbeteren (resocialisatie= heropvoeden
  • De samenleving veiliger maken.
  • Wraak (voor de slachtoffers)

Vanuit verschillende hoeken komt er kritiek op de manier van straffen. Het is of te zwak of te hard.

Slide 33 - Tekstslide

Preventie of repressie
Veel mensen hebben verschillende ideeën om criminaliteit aan te pakken:
  • Preventie: Voorkomen
  • Repressie: Straffen

We gaan eerst kijken naar de manier van straffen (Repressie).

Slide 34 - Tekstslide

Repressie
Repressie: Onderdrukken. handelen na het delict.
  • Langere celstraf
  • Extra agenten
  • Meer geld voor justitie
  • 'supersnelrecht'

Politiek: VVD, PVV en FvD.


Slide 35 - Tekstslide

Preventie
Preventie: Het voorkomen van criminaliteit. handelen vóór het delict.
  • Meer toezicht
  • Sociale controle
  • Hulp aan jonge criminelen
  • leer- en werkstraffen
  • Maatregelen tegen schooluitval

Politiek: Groenlinks, Pvda en D66

Slide 36 - Tekstslide

Rechts en links
Rechts: (VVD, PVV en FvD)
  • Zwaardere straffen (repressie)

Links: (Pvda, Groenlinks en D66)
  • Minder zware straffen (preventie)

Meerderheid Nederland:
  • Zwaardere straffen

Slide 37 - Tekstslide

Helpt straffen?
''Alle veroordeelden di een celstraf hebben gekregen, gaat bijna 50% binnen twee jaar opnieuw de fout in'' (blz. 151)

Oplossing:
  • Opleiding en helpen aan werk
  • Terug in de maatschappij

Wat vindt jij? (opdracht)

Slide 38 - Tekstslide

Gedoogbeleid
Iets gedogen = iets toestaan...?

Tegenover softdrugs is in Nederland een gedoogbeleid

Tegenstanders hiervan vinden dat je ALLE drugs moet verbieden.

Slide 39 - Tekstslide