T3 B7 - Weefselvloeistof en lymfe

BS 3.7 Weefselvloeistof en lymfe
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

BS 3.7 Weefselvloeistof en lymfe

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.1 - Bloed
3.2 - De bloedsomloop
3.3 - Het hart
3.4 - Uitscheiding
3.5 - Het immuunsysteem
3.6 - Gezond leven
3.7 - Weefselvloeistof en lymfe
3.8 - Bloedgroepen

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.6 - Gezond leven
Herhaling



Slide 3 - Tekstslide

Wat is slagaderverkalking?
A
hoge bloeddruk
B
vernauwing van de bloedvaten
C
hartinfarct
D
herseninfarct

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
A
Een kansader van het hart raakt verstopt
B
Een kransslagader van het hart raakt verstopt
C
De bloeddruk wordt te hoog
D
De bloeddruk daalt te snel

Slide 5 - Quizvraag

Kan een hartritmestoornis door stress ontstaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
A
Het hart stopt zonder reden met kloppen.
B
Een deel van het hart krijgt geen zuurstof en voedingstoffen meer.
C
Het hart klopt sneller dan normaal.
D
Het hart krijgt geen bloed meer toegevoerd.

Slide 7 - Quizvraag

Als je alcohol drinkt, komt de alcohol in je hersenen terecht
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.7 - Weefselvloeistof en lymfe


Slide 9 - Tekstslide

Doelen van deze paragraaf
Je kan de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen

Slide 10 - Tekstslide

Vloeistoffen in het lichaam + benaming
  • Bloedplasma: water met opgeloste stoffen
  • Bloedplasma uit haarvaten geperst naar cellen weefsel --> weefselvloeistof
  • Gedeelte weefselvloeistof terug haarvaten in --> bloedplasma
  • Gedeelte weefselvloeistof in lymfevat --> lymfevloeistof

Slide 11 - Tekstslide

Vorming weefselvloeistof

Slagaders: hoge bloeddruk

Haarvaten: bloeddruk neemt af.
Vorming weefselvloeistof

Aders, lage bloeddruk
Deel weefselvloeistof wordt weer opgenomen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Weefselvloeistof

Slide 14 - Tekstslide

weefselvloeistof
De cellen rondom de haarvaten nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit het weefselvloeistof.

De cellen produceren dan C02 en afvalstoffen.

Dit wordt weer afgegeven aan de weefselvloeistof en een deel aan de haarvaten.


Slide 15 - Tekstslide

Lymfevatenstelsel
Lymfe =vloeistof in lymfevaten

Alle lymfevaten samen vormen het lymfevatenstelsel. 

Slide 16 - Tekstslide

2 grote lymfevaten zijn;
rechterlymfestam
en borstbuis 

Deze zitten onder de
sleutelbeen en monden uit in de 
bovenste holle ader 

Slide 17 - Tekstslide

Lymfevaten
- Kleppen: houden lymfevloeistof tegen
- Vloeistof weg van cellen in organen
- Lymfevaten nemen weefselvloeistof op
CO2, afvalstoffen, beetje O2

Slide 18 - Tekstslide

Lymfeknopen
In de lymfeknopen wordt de lymfe gezuiverd van ziektekiemen.

Daarnaast maken de lymfeknopen witte bloedcellen.

Slide 19 - Tekstslide

Lymfeknopen
Op bepaalde plaatsen in het lichaam liggen lymfeknopen (lymfeklieren):
  • Hals
  • Oksels
  • Liezen
  • e.a.

De lymfeknopen zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vragen

Slide 22 - Tekstslide

Wat is weefselvloeistof?
A
Vloeistof in de bloedvaten
B
Vloeistof tussen de cellen in de weefsels
C
Vloeistof in de darmen
D
Vloeistof in het verteringsstelsel

Slide 23 - Quizvraag

Wat zit er weefselvloeistof?
A
O2 & voedingsstoffen
B
O2, voedingsstoffen & CO2
C
O2, voedingsstoffen, afvalstoffen & CO2
D
O2, voedingsstoffen & afvalstoffen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is lymfe?

A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof.
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen.
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.

Slide 25 - Quizvraag

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
afvalstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Koolstofdioxide

Slide 26 - Quizvraag

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 27 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: Opdracht 1 t/m 5
Lezen: 3.8

Slide 28 - Tekstslide