VCA Tussentijdse Toets 1

Oefenexamen Hoofdstuk 1 - 6
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BouwtechniekPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenexamen Hoofdstuk 1 - 6

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?
  1. Hoe sta ik er op dit moment voor?
  2. Welke hoofdstukken moet ik nog meer aandacht geven?
  3. Wat een noodsituatie is en hoe deze worden veroorzaakt.
  4. De fases bij de bestrijding van noodsituaties.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Oefenexamen.
  2. Hoofdstuk 7.1 en 7.2 zelfstandig lezen.
  3. Samen hoofdstuk 7.1 en 7.2 bekijken.
  4. Bekijken resultaat oefenexamen met feedback.

Slide 3 - Tekstslide

Tips voor het oefenexamen.
  1. Lees de vraag goed.
  2. Lees de antwoordmogelijkheden goed.
  3. Als je het niet weet, kijk wat er afvalt en neem dan een gok.
  4. Kijk het als je klaar bent nog eens kritisch na.

    Slide 4 - Tekstslide

    SUCCES
    Pak een pen of potlood op je bank en zorg dat er verder niets op je bank ligt.
    Heb je je I.D. bij je? Nee? Niet erg maar op het echte examen niet vergeten.
    Onder het proefexamen mag er niet worden gepraat. Als je klaar bent kun je het antwoordenblad inleveren en ga je hoofdstuk 7 alvast lezen.

    Slide 5 - Tekstslide

    Oefenexamen

    Slide 6 - Tekstslide

    Vraag 1


    Waarmee of waardoor loop je gevaar tijdens het werk?


    A. Dat je werkt met meerdere collega's.

    B. Dat je werkt met bestrijdingsmiddelen.

    C. Dat je werkt in ploegendiensten.
     

    Slide 7 - Tekstslide

    Vraag 2


    Wat moet een werknemer doen bij een werkonderbreking?

    A. Zo snel mogelijk de direct-leidinggevende informeren over de werkonderbreking.

    B. Rustig maar veilig blijven doorwerken.

    C. De arbeidsinspectie of de milieupolitie informeren over de werkonderbreking.
     

    Slide 8 - Tekstslide

    Vraag 3


    Noem 2 directe oorzaken van een ongeval of incident. 

    A. Onveilige werksituatie en onveilig handelen.

    B. Niet goed weten wat je moet doen en de werkzaamheden toch uitvoeren.

    C. Te laat op het werk komen en je lunchpakket vergeten mee te nemen.
     

    Slide 9 - Tekstslide

    Vraag 4


    Wat betekent ARBO


    A. Algemene Richtlijnen Brandbare Onderdelen.

    B. Arbeids-Onderzoek.

    C. ArbeidsOmstandigheden.
     

    Slide 10 - Tekstslide

    Vraag 5


    Voor welk werk is een aanvullende werkvergunning nodig?


    A. Voor het werken aan elektrische installaties.

    B. Voor het werken in een opslagmagazijn.

    C. Voor het werken in een besloten ruimte.
     

    Slide 11 - Tekstslide

    Vraag 6


    Hoe kun je incidenten voorkomen en efficiënter werken?

    A. Door te zorgen dat je goed uitgerust bent.

    B. Door te zorgen voor orde en netheid op je werk.

    C. Door samen te werken.
     

    Slide 12 - Tekstslide

    Vraag 7


    Waar staan de letters LMRA voor?


    A. Laatste methodische regelingen analyse.

    B. Laatse minuut risico analyse.

    C. Laat maar rustig alleen.
     

    Slide 13 - Tekstslide

    Vraag 8


    Wie neemt deel aan het overleg tussen werkgever en werknemers-vertegenwoordiging?

    A. De arbeidsinspecteur, werkgever en BHV’er.

    B. De werkgever, de werknemers en een deskundige.

    C. De BHV’er, bedrijfsleider en werknemer.
     

    Slide 14 - Tekstslide

    Vraag 9


    Wat is een arbeidsongeval?


    A. Een ongewenste gebeurtenis met letsel.

    B. Een gewenste gebeurtenis met letsel.

    C. Een ongewenste gebeurtenis zonder letsel.
     

    Slide 15 - Tekstslide

    Vraag 10


    Wat mag de Overheidsinspectiedienst Veiligheid en Gezondheid doen als werknemers weigeren persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen?

    A. De werknemers een verplichte cursus laten volgen.

    B. Ze kunnen een waarschuwing geven.

    C. Ze kunnen proces-verbaal opmaken, het werk stopzetten en een boete uitdelen.
     

    Slide 16 - Tekstslide

    Vraag 11


    De algemene veiligheidsregels moeten in elk geval:


    A. Met pictogrammen zijn weergegeven.

    B. Goedgekeurd worden door de milieupolitie.

    C. Schriftelijk vastgelegd zijn.
     

    Slide 17 - Tekstslide

    Vraag 12


    Hoe ontstaat kortsluiting?

    A. Als twee stroomvoerende delen elkaar raken en het spanningsverschil is groot.

    B. Als twee stroomvoerende delen elkaar raken en er is geen spanningsverschil. .

    C. Als twee stroomvoerende delen elkaar niet raken met een groot spanningsverschil.
     

    Slide 18 - Tekstslide

    Vraag 13


    Wat wordt verstaan onder preventief werken?


    A. Onveilige situaties oplossen tijdens het werk.

    B. Onveilige situaties oplossen als het werk klaar is.

    C. Onveilige situaties oplossen voor het werk begint.
     

    Slide 19 - Tekstslide

    Vraag 14


    Welke zin klopt?

    A. De werknemer mag de veiligheidsinstructies opvolgen.

    B. Beveiliging van machines mogen niet worden verwijderd of uitgezet.

    C. Bijna-ongevallen hoeven niet gemeld te worden, ongevallen wel..
     

    Slide 20 - Tekstslide

    Vraag 15


    Je ziet een collega onveilig handelen. Wat moet je het eerste doen?

    A. Je laat je collega onmiddellijk stoppen met de onveilige handeling.

    B. Je wacht tot hij klaar is en zegt dan dat hij onveilig bezig is geweest.

    C. Je waarschuwt onmiddellijk je directe chef.
     

    Slide 21 - Tekstslide

    Vraag 16


    De V&G-wet beschermt werknemers tegen:


    A. Agressie, geweld en overwerken.

    B. Gifitige gassen en bedwelmende dampen.

    C. Seksuele intimidatie, agressie en geweld.
     

    Slide 22 - Tekstslide

    Vraag 17


    Wat staat er in een werkvergunning?


    A. Bekrachtiging of de ondertekening.

    B. Maatregelen te nemen door de aanvrager.

    C. Persoonsgegevens van de uitvoerenden.
     

    Slide 23 - Tekstslide

    Vraag 18


    Alcohol en drugs mogen niet op het werken omdat:


    A. De mensen dan mindere kwaliteit leveren.

    B. Het bedrijf bang is voor een politie-inval.

    C. Het een nadelige invloed heeft op de veiligheid.
     

    Slide 24 - Tekstslide

    Vraag 19


    Schrijf op wat bedoeld wordt met Good-Housekeeping:




     

    Slide 25 - Tekstslide

    Vraag 20


    Schrijf een voorbeeld op van een onveilige handeling.



     

    Slide 26 - Tekstslide