test

Onderwerp: 1.4 wat is produceren

Leerdoel(en): ik weet wat produceren is en hoe bedrijven winst berekenen
Taaldoel: Ik lees eerst de theorie en maak dan pas de bijbehorende vragen

Programma: 
- Terugblik vorige les
- Voorkennis activeren
- Uitleg paragraaf 1.4
- Zelfstandig verwerken
- Nabespreken opgaven + evaluatie lesdoelen
- Toets hoofdstuk 1 inplannen

 



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Onderwerp: 1.4 wat is produceren

Leerdoel(en): ik weet wat produceren is en hoe bedrijven winst berekenen
Taaldoel: Ik lees eerst de theorie en maak dan pas de bijbehorende vragen

Programma: 
- Terugblik vorige les
- Voorkennis activeren
- Uitleg paragraaf 1.4
- Zelfstandig verwerken
- Nabespreken opgaven + evaluatie lesdoelen
- Toets hoofdstuk 1 inplannen

 



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Maken: Opdracht 49 t/m 55 + rekenen blz. 37: Opdracht 13 
Klaar? --> Begin dan aan de samenvattingsopdracht van Hoofdstuk 1.
timer
12:00

Slide 9 - Tekstslide

Korte nabespreking + evaluatie
Opdracht 49 t/m 55 + rekenen blz. 37: Opdracht 13 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bereken TK van een bedrijf als de winst €100.000,- is en TO is € 420.000,-
A
€ 410.000
B
€ 320.000
C
€ 32.000
D
€ 220.000

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een bedrijfskolom?
A
Alle bedrijven die hetzelfde maken bij elkaar
B
Alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie van 1 product
C
Alle bewerkingen die een product ondergaat
D
Alle winkels die een bepaald product verkopen

Slide 13 - Quizvraag

Een bedrijf gaat zich specialiseren in 1 product. Daardoor stoot het activiteiten af. De bedrijfskolom wordt..
A
Korter
B
Langer

Slide 14 - Quizvraag

Wim heeft €6.500 aan opbrengsten en de verkoopprijs was €5,-. Hoeveel is zijn afzet geweest?
A
32.500
B
1.300
C
130
D
6.495

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide