1 vmbo-bk thema 4.6 Sporten: Je uithoudingsvermogen

4.6 Je uithoudingsvermogen 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.6 Je uithoudingsvermogen 

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 4.5 lichaamshouding
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 4.6 Je uithoudingsvermogen
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Bij een goede lichaamshouding heeft de wervelkolom een dubbele C-vorm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Je spieren
lichaamshouding: de manier waarop je zit of staat. Hierbij is vooral de wervelkolom belangrijk.

Een goede lichaamshouding voorkomt nekpijn en rugpijn.

Bij een goede lichaamshouding heeft de wervelkolom heeft een dubbele S-vorm.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bij welke plaatje heeft de persoon een goede houding?
    A                 B               C
A
A
B
B
C
C

Slide 6 - Quizvraag

Houdt de jongen zich bij manier 1 en 2 aan de regels voor goed tillen?
A
Alleen bij 1
B
Alleen bij 2
C
Bij 1 en 2
D
Bij geen van beiden

Slide 7 - Quizvraag

Als je een zware kist (25 kg) van de grond moet gaan tillen, hoe doe je dat dan het beste voor jou skelet en spieren?
A
pakken en optillen
B
door je knieën zakken en pakken
C
door je knieën zakken, de kist met rechte rug pakken en optillen
D
met een rechte rug de kist optillen

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven wat er wordt bedoeld met uithoudingsvermogen
- kan je de verbranding in het lichaam beschrijven
- kan je vertellen wat er in je lichaam gebeurt als je meer lichamelijke inspanning levert

Slide 11 - Tekstslide

4.6 uithoudingsvermogen
Een sporter heeft een goed uithoudingsvermogen nodig.

Een goed uithoudingsvermogen betekent: je kunt iets lang volhouden.

Vandaag leer je wat je lichaam nodig heeft om de inspanning zo lang mogelijk vol te houden.

Slide 12 - Tekstslide

4.6 Uithoudingsvermogen
Spieren zorgen ervoor dat je je lichaam kunt bewegen.
Daarvoor hebben ze energie nodig.

Energie om te bewegen komt vrij bij verbranding.

Slide 13 - Tekstslide

4.5 Uithoudingsvermogen
Voor de verbranding zijn 2 dingen nodig:
- brandstof: eten en drinken
- zuurstof: via de inademing

Het bloed brengt de brandstof en de zuurstof naar de spieren.
In de spieren (en alle andere cellen in je lichaam) vindt de verbranding plaats.

Slide 14 - Tekstslide

4.6 Uithoudingsvermogen
Bij de verbranding komen verschillende dingen vrij:
- energie
- warmte
- afvalstoffen

Slide 15 - Tekstslide

voor de verbranding kun je een schema maken
brandstof + zuurstof --> afvalstoffen + energie

Slide 16 - Tekstslide

4.6 Uithoudingsvermogen
Als je sport, lever je veel lichamelijke inspanning.
Je hebt veel energie nodig.

Daarom moet je genoeg brandstof en zuurstof binnenkrijgen.

Slide 17 - Tekstslide

4.6 Uithoudingsvermogen
Als je veel energie nodig hebt:
- is veel verbranding nodig
- heb je veel brandstoffen en zuurstof nodig
- ga je sneller ademhalen
- gaat je hart sneller kloppen
- komt er meer warmte vrij
- adem je meer afvalstoffen uit

Slide 18 - Tekstslide

4.6 Uithoudingsvermogen
Brandstof haal je uit voeding.
Een sporter die veel lichamelijke inspanning levert, kiest voeding met veel brandstoffen.

Als je weinig lichamelijke inspanning levert, heb je weinig brandstoffen nodig. Teveel brandstoffen slaat je lichaam op en dan kan je dikker worden.

Slide 19 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 20 - Tekstslide

zelf aan de slag
4.6 Je uithoudingsvermogen: lees de tekst tot aan het ademhalingsstelsel en maak de opdrachten:

opdracht 35, 37 en 39

Toets thema 4 --> maandag 28 maart
Skelet opdrachten uiterlijk inleveren --> vandaag

Slide 21 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven wat er wordt bedoeld met uithoudingsvermogen
- kan je de verbranding in het lichaam beschrijven
- kan je vertellen wat er in je lichaam gebeurt als je meer lichamelijke inspanning levert

Slide 22 - Tekstslide