Persoonlijke ervaring - Onderzoek & Groei - Laat Je Zien

Onderzoek & Groei - Laat Je Zien
Persoonlijke ervaring
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Laat Je Zien - Maak een lesopzetUpper Secondary (Key Stage 4)GCSE

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Onderzoek & Groei - Laat Je Zien
Persoonlijke ervaring

Slide 1 - Tekstslide

Deze oefening duurt 45 minuten

De facilitator kiest meestal de trilogievorm. Het centrum wordt gebruikt voor de geschreven persoonlijke ervaring en het daarbij gecreëerde beeld. U kunt beslissen of de deelnemers hun verhaal in LessonUp of op hun drieluik-blad moeten schrijven. Het trilogieformaat papier kan worden voorbereid door de deelnemers zelf met instructies of door de facilitator. Natuurlijk is het mogelijk om te spelen met het format, zolang alle onderdelen visueel met elkaar verbonden zijn en de persoonlijke ervaring een centrale plaats inneemt.

Het schrijven kan direct in het net gebeuren of eerst als klad. Als het rechtstreeks wordt gedaan, hebben de deelnemers het drieluik-blad nodig en schrijven ze in de ruimte onder het kader. In het kader wordt het beeld gemaakt.
Als de deelnemers eerst een kladversie schrijven, hebben zij een papier nodig ter grootte van de ruimte die beschikbaar is op het uiteindelijke drieluik-blad.

De instructie voor het schrijven is dat je je ervaring schrijft zoals je die hebt gedeeld, niet ingekort. Rekening houdend met de vragen die je zijn gesteld en als je het te lang vindt, selecteer je een deel.

Verschillende werkvormen kunnen worden gekozen om het klad te redigeren. Deelnemers kunnen woordenboeken gebruiken en als facilitator kunt u altijd beschikbaar zijn voor vragen, manieren om teksten te herzien:
  • Bij de directe vorm schrijft de deelnemer een kladje, kijkt het na en corrigeert het en schrijft dan de definitieve versie.
  • U kunt ook twee deelnemers vragen in een team te werken en hun teksten uit te wisselen. Ieder leest dan de tekst van zijn teamgenoot en onderstreept waar hij twijfelt (geformuleerd als vraag). Later geven ze de tekst terug aan de schrijver en nemen ze samen de vragen door. De schrijver kan besluiten een wijziging in de tekst aan te brengen zodat deze beter begrepen wordt. De docent is altijd beschikbaar voor vragen.
  • Klassikaal formaat: Eén deelnemer biedt zijn tekst aan op het digitale/zwarte bord om te laten nakijken. De docent maakt groepjes en elk groepje stelt een vraag over de tekst over een twijfel die ze hebben. De vragen kunnen betrekking hebben op grammatica, spelling of opbouw van zinnen of de tekst (paragrafen). Dan komt een van de groepsleden naar de tekst op het bord en onderstreept het woord of deel waar de vraag betrekking op heeft. Vervolgens leest de hele klas de tekst en wordt er aandacht besteed aan de vragen van de groepjes. Ook de leerkracht mag één vraag stellen. Dit schept de mogelijkheid om de hele klas toe te spitsen op een bepaald tekstueel onderwerp dat voor het niveau van de klas bekend moet zijn. Aan het eind bedankt de leraar de deelnemer die de klas heeft laten werken aan haar/zijn tekst. Nu weten we dat deze tekst min of meer goed geschreven en begrijpelijk is. De regels of aandachtspunten zijn ook op het bord geschreven. Met deze richtlijnen zullen alle andere deelnemers hun eigen teksten nakijken om ze te verbeteren.
Niet alle onvolkomenheden zullen in één keer worden aangepakt, maar dat is niet erg want het is een ontwikkelingsproces en de deelnemers zullen aandachtig worden voor hun eigen schrijven en uitdrukking.

Basisregels voor het uitwisselen
  • Als iemand spreekt, luisteren de anderen zonder te onderbreken. 

  • Vragen worden gesteld op basis van nieuwsgierigheid en iets dat nog onduidelijk is. Stel hier nooit vragen die gericht zijn op kennis. Het gaat om de ervaring.

  • Geen commentaar.
 
Het is handig om de regels zichtbaar te houden voor alle deelnemers.

Slide 2 - Tekstslide

Veiligheid

Voordat u met het delen begint, is het goed om deze basisregels vast te stellen.

Als u denkt dat het gebruik van pictogrammen nuttig is voor uw deelnemers, doe dat dan.

Door de vastgestelde regels zichtbaar te houden, is het gemakkelijker om ze aan te geven zonder woorden te gebruiken en wordt voorkomen dat de flow van de les wordt onderbroken.
Hoe bereidt u uw ervaring voor?
Eerst zoek je gebeurtenissen uit je eigen leven die een onderwerp bij de deelnemers kunnen introduceren. Door een lijst te maken van deze ervaringen creëer je overzicht en kun je kiezen.

Het is belangrijk om rekening te houden met de volgende aspecten: diepgang, omvang, veiligheid, aansluiting bij het thema (doel van de les) en doelgroep. Wie zijn de deelnemers?


Deel uw persoonlijke ervaring zorgvuldig gekozen en voorbereid

Centrum van het drieluik

Slide 3 - Tekstslide

Wat vertellen & hoe aansluiten? 

De facilitator geeft het voorbeeld met een persoonlijke ervaring. In het begin kan dit ongemakkelijk lijken, maar naarmate u meer ervaring opdoet, raakt u meer vertrouwd. Door uw vorm te kiezen om uw ervaring uit te drukken bent u niet alleen een voorbeeld voor uw deelnemers, maar kunt u ook zelf groeien in het verwoorden van uw ervaring en uw antwoorden. Hetzelfde gebeurt met de deelnemers. 

Er is nooit een eenduidige manier om een verhaal te vertellen en een vraag te beantwoorden. Het is een belangrijk doel om je deelnemers zover te krijgen dat ze zich deze waarheid realiseren. Het zal u en uw deelnemers bekrachtigen.  

Wat kunt u in gedachten houden wanneer u een ervaring kiest om te delen?
  • Kies uw ervaring door na te denken over het thema en hoe u het kunt verbinden met een eigen ervaring uit uw leven. 
  • Schrijf de mogelijke associaties die in u opkomen met één woord op. 
  • Kies er een die nog niet zo lang geleden is gesitueerd. Als het langer geleden is, vertel het dan in een vorm die het meer naar het heden brengt. 
  • Pas wel op voor een ervaring die te overweldigend of te groot is. 
  • Kies er een die een meer gemeenschappelijk raakvlak heeft en voeg details toe om het meer tot leven te brengen. 
  • Een weergave van een dialoog kan ook zinvol zijn om op te nemen. 
  • Het is belangrijk dat u uw ervaring deelt zonder deze in te korten en dat u uw details zo kiest dat u uw publiek tegemoet komt. 
  • U vertelt uw verhaal van begin tot eind.
  • Deel niet te lang, stop op een punt waar de interesse groot is en geef ruimte voor vragen. 
Uw luisteraars kunnen vragen stellen om meer informatie te krijgen, om duidelijkheid te scheppen of vanuit nieuwsgierigheid. De vragen moeten betrekking hebben op de gedeelde ervaring. Het is belangrijk om iedereen hieraan te herinneren op het moment dat u het woord geeft voor vragen.

Stel vervolgens een vraag om je deelnemers uit te nodigen. Begin de vraag met vertel over een tijd dat ... en wat er gebeurde. of Denk aan tijden dat je een ervaring hebt gehad met ... en hoe dat ging. Of bijvoorbeeld een keer dat je een ervaring had met ... en hoe dat ging. Wat er gebeurde? Wat er werd gezegd?

Een voorbeeld

De facilitator, die wil werken met het onderwerp grenzen, vertelt over een tijd dat hij/zij misbruikt werd. Deze ervaring is al snel te groot. De deelnemers worden automatisch - een kenmerk van associëren - op het spoor gezet van het zich herinneren van een te overweldigende ervaring. Het gevoel van veiligheid in de groep en van elke deelnemer in de groep komt dan in het gedrang.

Bovendien kunnen deelnemers zonder veel ervaring geen aansluiting vinden. Kies daarom uit de lijst van herinneringen een ervaring waarmee de deelnemers zich het beste kunnen verbinden. Vaak is dat een minder beladen ervaring die je kunt delen met wat details die lucht geven en misschien zelfs een humoristische noot aan wat je deelt.

Als je bijvoorbeeld wilt praten over een groot thema als discriminatie, kun je dat dichterbij brengen door een ervaring te kiezen die te maken heeft met uitsluiting. Je kunt dan vertellen over een moment waarop je werd buitengesloten of waarop je iemand anders buiten sloot. In het drieluik kun je dit later koppelen aan discriminatie.
Hoe vertelt u uw ervaring?
  • Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het ontlokken van de verhalen van de deelnemers. 
  • Het is niet de bedoeling dat je op zo'n moment kennis overdraagt, want het gaat puur om iets wat je zelf hebt meegemaakt en waarover je openlijk praat. 
  • Je wilt ook dat de deelnemers hun ervaringen onbevangen delen en zich niet veroordeeld voelen. 
  • Het gaat om gelijkheid tussen de vertellers en niet om het controleren van hun kennisniveau.
Wacht tot de verteller klaar is met het verhaal en stel dan vragen

Slide 4 - Tekstslide

Wat je in gedachten houdt als je vertelt: 

  • Vertel alleen over een ervaring die echt gebeurd is;
  • Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld wie en met wie je was, wat er precies gebeurde, hoe het gebeurde, hoe je je voelde en hoe anderen reageerden;
  • Stel jezelf vragen als: Wat is er gebeurd? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd;
  • Vertel precies en duidelijk;
  • Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
  • Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
  • Kies bewust welke adjectieven je kunt gebruiken om de deelnemers extra kleur (informatie) te geven;
  • Als er dialogen in de ervaring voorkomen, kun je die opnemen in je verhaal;
  • Neem in je verhaal details op die de ervaring verbeeldender maken;
  • Neem een of meer zintuiglijke waarnemingen op in de beschrijving van je ervaring;
  • Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Je kunt een uitzondering maken voor een onderwerp als familie, waarbij de ervaringen zich duidelijk in het verleden kunnen afspelen; 
  • Begin direct te vertellen, zonder al te veel inleiding;
  • Houd in de gaten hoe lang u vertelt;
  • Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Oefen het vertellen van je eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend;
Mijn verhaal vertellen

Slide 5 - Tekstslide

Uw persoonlijke ervaring delen 
(iedereen)- 5/10 minuten
Deel 1

De facilitator heeft een ervaring uit zijn eigen leven voorbereid en deelt deze met de deelnemers, rekening houdend met het volgende:
  • Begin direct te vertellen, zonder al te veel inleiding;
  • Vertel precies en duidelijk;
  • Houd in de gaten hoe lang u vertelt;
  • Vermijd een samenvatting van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Wanneer u uw eigen ervaring deelt, zorg er dan voor dat u zich alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet je bedoeling om op zo'n moment kennis over te dragen, want het gaat puur om iets wat je hebt meegemaakt en waarover je onbevangen praat. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen praten en zich niet veroordeeld voelen. Het gaat om gelijkheid tussen de vertellers en niet om het controleren van hun kennisniveau;
  • Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil niemand vertellen. Dit is geen probleem en kan worden opgelost door direct door te gaan met lijstje maken. Maar het is beter dat de deelnemers zich uiteindelijk uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de ervaren veiligheid;
  • Als de vertelsessie een tijdje stopt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Nieuwe verhalen komen vanzelf. Ga na één of twee verhalen in de kring verder met de volgende stap.
Deel 2
  • Geef ruimte aan vragen over de ervaring, geen vragen over kennis.
  • De facilitator nodigt de deelnemers uit om vragen te stellen over de gerelateerde ervaring over nieuwsgierigheden die ze hebben of iets dat onduidelijk blijft.
De uitnodiging - Stel de uitnodiging om ervaringen te herinneren in de vorm van een vraag, de verbindingsvraag.  
Bijvoorbeeld: Denk aan een moment waarop u .... heeft ervaren...
Voorbeelden: 
een ontmoeting met een dier en wat er gebeurde... 
Of
een reis ergens naartoe en wat er gebeurde... 
Of
een keer ruzie hebben en wat er gebeurde...
 
Als je wilt dat het delen eerst in de groep gebeurt, kun je een of twee deelnemers uitnodigen om hun ervaring te delen. De rest van de deelnemers luistert tot de verteller klaar is en mag dan vragen stellen over de gedeelde ervaring.
Luisteren en vragen stellen

Slide 6 - Tekstslide

Uitwisselen verbetert het luisteren en maakt het stellen van vragen mogelijk

Deelnemers ervaren hoe het is als anderen aandachtig naar hen luisteren, hoe het is om vragen te krijgen en wat ze daarmee kunnen doen. Dit proces verloopt op natuurlijke wijze. Elke keer wordt een verteller beter in het vertellen en worden de luisteraars scherper in het luisteren.
De uitnodiging - Lijstje - Kiezen
timer
4:00

Slide 7 - Tekstslide

De uitnodiging - Lijstje - Kiezen
5/8 minuten

De uitnodiging - Stel de uitnodiging om ervaringen op te roepen in de vorm van een vraag. Bijvoorbeeld: Denk aan een moment waarop je .... hebt ervaren.
Voorbeelden: 
een ontmoeting met een dier en wat er gebeurde... 
Of
een reis ergens naartoe en wat er gebeurde... 
Of
Een gevecht hebben en wat er gebeurde... 
Of
Denk aan een keer in je leven dat je je deel van een groep voelde of misschien niet zo'n groot deel van een groep of zelfs buitengesloten van een groep.

Schrijf elke ervaring op een lijstje met één woord, 1. - 2. - 3. Dit is voor jezelf en blijft privé.

Kies de ervaring die je met de groep kunt en wilt delen. 
Omcirkel deze keuze.


Delen in tweetallen
timer
4:00

Slide 8 - Tekstslide

Delen in tweetallen
6/8 minutes

Instructie
De deelnemers worden in tweetallen verdeeld (verschillende manieren mogelijk) door ze een nummer 1 of nummer 2 te geven. Vervolgens krijgen ze de opdracht om hun gekozen ervaring te vertellen, nummer 1 begint. Nummer 2 luistert en wacht tot het einde om vragen te stellen over dingen die onduidelijk of interessant zijn. Wissel vervolgens de rollen om.

De deelnemers ervaren hoe het is als anderen aandachtig naar hen luisteren, hoe het is om vragen te krijgen en wat ze daarmee kunnen doen. Dit proces verloopt natuurlijk. Elke keer wordt een verteller beter in het vertellen en worden de luisteraars scherper in het luisteren. 

Met aandacht luisteren naar iemand is iets wat de deelnemers kunnen oefenen met de methoden uit Laat je zien. Ze ervaren plezier als hun eigen ervaringen de aandacht krijgen die ze verdienen en kunnen op hun beurt anderen dit plezier ook geven. Door met aandacht te luisteren oefenen de deelnemers tegelijkertijd hun focus en concentratie.

Schrijf jouw verhaal
timer
20:00

Slide 9 - Open vraag

Schrijf je verhaal (individueel)
15/20 minuten

Het schrijven kan direct gebeuren of eerst als klad. Er kan gekozen worden voor verschillende manieren om het klad te redigeren. U kunt beslissen of de deelnemers het verhaal in LessonUp of op hun blad schrijven.
Bij de directe vorm schrijft de deelnemer een kladje, kijkt het na, corrigeert het, en schrijft als laatste de definitieve versie.

De instructie voor het schrijven is dat je je ervaring opschrijft zoals je die hebt gedeeld, niet ingekort. Rekening houdend met de vragen en als u het te lang vindt, kunt u een deel selecteren. 

De begeleider kan besluiten om een uitgebreidere vorm van redactie toe te passen. Dit kan op verschillende manieren:
  • Zelfstandige bewerking Duur: < ± 10 minuten
  • Bewerken in tweetallen - licht Duur: < ± 10 minuten
  • Bewerken in tweetallen - intensiever Duur: < ± 20 minuten
  • Klassikale montage Duur: < ± 50 minuten
  • Redactie kantoor Duur: < ± 55 minuten

Je verhaal bewerken
timer
20:00

Slide 10 - Open vraag

Je verhaal bewerken

De facilitator kan besluiten om een uitgebreidere vorm van redactie op te nemen. Dit kan op verschillende manieren gebeuren:
  • Zelfstandige montage Duur: < ± 10 minuten
  • Bewerken in tweetallen - licht Duur: < ± 10 minuten
  • Bewerken in tweetallen - intensiever Duur: < ± 20 minuten
  • Klassikale montage Duur: < ± 50 minuten
  • Redactie kantoor Duur: < ± 55 minuten

Zelfstandig bewerken 
Instructies voor deelnemers
  1. Lees je tekst rustig na op spelfouten. Bij twijfel steek je je vinger op en stel je een vraag. De leerkracht schrijft het antwoord op het bord zodat de andere deelnemers het kunnen zien, een tijdelijk openbaar woordenboek.
  2. Controleer bij het herlezen of je rekening hebt gehouden met de structuur van je verhaal: een begin - midden - einde. De deelnemers kunnen desgewenst zinnen toevoegen om deze structuur aan hun verhaal toe te voegen.
  3. We hebben deze regels al besproken, lees je tekst nog eens na en kijk of je ze gebruikt hebt. De leerkracht geeft een overzicht van de regels voor grammatica, zinsbouw of spelling die op dit moment bekend zijn, belangrijk, zodat de deelnemers hun tekst hierop kunnen controleren. Een overzicht hiervan kan door de docent worden verstrekt op posters/digibord. De deelnemers kunnen ook een schrift hebben met regels.
Redactie in tweetallen - licht 
Instructie voor de deelnemers
  1. De facilitator maakt tweetallen en geeft aan dat de deelnemers in hun tweetallen hun teksten uitwisselen.
  2. Nummer één leest de tekst van nummer twee voor en andersom.
  3. Neem de tijd, bereid het voorlezen voor en laat je teamgenoot zijn tekst horen. Voorlezen laat een tekst klinken en brengt hem tot leven. Het geeft de schrijver de gelegenheid om zijn eigen woorden terug te horen en te luisteren en te ervaren of zijn tekst klopt qua ritme, zinsbouw en inhoud. Het stimuleert het bewustzijn van het effect van de geschreven tekst en hoe die door de ander wordt begrepen.
  4. De deelnemers kunnen nu hun eigen tekst aanpassen op basis van wat ze hebben gehoord en de instructies van de onafhankelijke redactie. Het gaat om het aanscherpen van formuleringen en het eventueel toevoegen van extra informatie die je verhaal duidelijker maakt.

Redactie in tweetallen - intensiever
Instructie voor de deelnemers
  1. De facilitator maakt tweetallen en geeft aan dat de deelnemers in hun tweetallen hun teksten uitwisselen.
  2. De deelnemers lezen elk de tekst van de ander uit hun team en onderstrepen de woorden waarover ze twijfelen. Soms twijfelt de lezer over iets maar klopt het wel, dat is geen probleem. Alle onderstreepte twijfels (spelling, grammatica en stijl) moeten zoveel mogelijk als vragen worden geformuleerd.
  3. Het is de bedoeling dat de deelnemers de teksten in gesprek doornemen. De schrijver krijgt zijn eigen tekst terug met de onderstreepte woorden. Als team nemen de deelnemers alle vragen door en proberen ze op te lossen (woordenboeken, Ipads/telefoons en boeken ter ondersteuning).
Alle tweetallen werken zelfstandig en kunnen de facilitator vragen stellen als ze een expert nodig hebben. 
De facilitator schrijft antwoorden over spelling op het bord en creëert zo een klassikaal woordenboek -naslagwerk. 
Nadat de teksten zijn besproken, begint elke eigenaar met het herschrijven van zijn eigen tekst, definitieve versie.

Redactie in de klas
Klassikaal werken aan teksten gebeurt door samen te kijken naar een tekst van een van de deelnemers, die de leertekst wordt genoemd.
Deze werkvorm komt uit Taalvorming.

Instructie voor de deelnemers

  1. De facilitator en een deelnemer spreken af de tekst voor de klas te bewerken.
  2. De andere deelnemers worden verdeeld in groepjes van drie tot vijf. 
  3. In elke groep wijst de facilitator een secretaris aan.
  4. De deelnemer die zijn tekst openbaar laat bewerken, leertekst, kiest een groep deelnemers die zijn googelaars en/of woordenboekspecialisten worden.
  5. De deelnemer met de leertekst schrijft zijn tekst op het (digi)bord.
  6. De andere deelnemers lezen de tekst en bereiden per groepje één tot drie vragen voor over de tekst: over spelling, grammatica, stijl en formulering. De opmerkingen die ze hebben moeten in vragende vorm zijn. De secretaris schrijft ze op.
  7. Als de groep klaar is met de vragen, komt een van hen, niet de secretaris, naar voren om de woorden waaraan de vragen zijn gekoppeld in de leertekst te onderstrepen. Verschillende groepen kunnen een vraag stellen over dezelfde delen van de tekst (elke groep heeft zijn eigen kleur). Nu hebben alle groepen de vragen die in de leertekst staan aangegeven.
  8. De facilitator kan ook drie vragen stellen en daarmee richting geven aan de kennis die ze wil overbrengen. Zij voegt haar vragen als laatste toe.
  9. De eigenaar van de leertekst begint zijn tekst te lezen, wanneer hij een vraag tegenkomt, zichtbaar door een teken of onderstreping, stopt hij en vraagt de groep die de vraag heeft onderstreept de vraag hardop voor te lezen. Het antwoord op de vraag mag de lerende tekstdeelnemer zelf geven met de leraar en zijn googelaars/woordenboekspecialisten als ondersteuners.
Als de deelnemer van de leertekst te verlegen is, neemt de facilitator een grotere rol op zich. Het proces is gericht op het samen leren van de tekst. Niet om iemand op zijn fouten te wijzen. De vragen worden dus één voor één behandeld. Zo komen verschillende regels van grammatica, spelling en stijl aan bod. De facilitator kan naar behoefte en niveau extra uitleg geven. De deelnemers maken aantekeningen. De facilitator kan ook belangrijke regels die nog niet algemeen bekend zijn extra ondersteunen door ze zichtbaar te maken in de klas (posters/digibord). 

De keuze van de vorm waarin kennis wordt aangeboden hangt af van het niveau van de deelnemers en de fysieke mogelijkheden in de leeromgeving. Na de behandeling van de leertekst zijn allerlei punten besproken waarmee anderen nu ook hun eigen teksten kunnen gaan bewerken/verbeteren. Dit kan in tweetallen en individueel (zie Zelf bewerken of Bewerken in tweetallen). De punten kunnen op het digibord staan, op een poster aan de muur of in het notitieboekje van elke deelnemer.

Redactiebureau 
Als de groep gevorderd is, kan de begeleider een "redactiebureau" opzetten. Een groep deelnemers controleert de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsbouw. Ze corrigeren de tekst niet, maar onderstrepen wel woorden waarover een vraag bestaat. Ze kunnen ook schriftelijk een inhoudelijke vraag stellen aan de schrijver van de tekst. De deelnemers rouleren zodat iedereen de kans krijgt om te experimenteren met de rol van redacteur.

Creëer en deel een beeld dat aansluit bij uw verhaal

Slide 11 - Open vraag

Een beeld creëren 
5/10 minuten

De facilitator gebruikt verschillende opdrachten die de ontwikkeling van de deelnemers dienovereenkomstig stimuleren.

De deelnemers nemen in gedachten hun ervaring nog eens door en kiezen nu een illustratie die iets kan toevoegen aan de ervaring. 
Bijvoorbeeld een gevoel uitdrukken in kleur of een detail toevoegen dat niet genoemd is maar wel iets extra's toevoegt. Er zijn deelnemers die zich met gemak in woorden uitdrukken en deelnemers voor wie het maken van een plaatje vanzelfsprekend is. Zo kunnen verschillende deelnemers op verschillende momenten uitblinken en van elkaar leren. 

Tekenen, schilderen of boetseren zijn bezigheden die ontspannend werken. De ontspanning, zelfs als je niet tevreden bent met het eindresultaat of er bang voor bent, zorgt ervoor dat je je ervaring vanuit een ander perspectief kunt bekijken. Deelnemers krijgen een bredere kijk op wat ze hebben meegemaakt.
Onderzoek & Groei - Laat Je Zien
ga naar de volgende stap

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies