3B week 51-1

Welkom bij Nederlands!
Pak je schrift, boek en pen.

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Pak je schrift, boek en pen.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg lange zinsdelen
  • ZS: H3, Grammatica
  • ZF: H3, Grammatica
  • Nabespreken les
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Denken, delen, uitwisselen
Maak H3, Woordenschat, opdr. 5 (pag. 102)

(uitdrukkingen)


Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide



Denken, delen, uitwisselen

Je hebt net opdr. 5 gemaakt.


Nu gaan jullie met elkaar delen: overleg met je buur. We gaan zo alle vragen even af.



Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide



Denken, delen, uitwisselen

Nu gaan we het uitwisselen met elkaar.


Ik vraag kris kras wat jullie als tweetal hebben als antwoord.

Luister goed naar elkaar of je hetzelfde hebt!

Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 5 - Tekstslide



Info
Vandaag maken H3 Woordenschat af en beginnen we met Grammatica.
Schrijven hoeft niet met dit hoofdstuk.

Vorige week hebben we het over tekstverbanden gehad.



Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 6 - Tekstslide



Herhaling Werkwijze
De drie groepen:
Paars - luistert naar extra uitleg
Blauw - luistert naar uitleg en werkt dan zelf
Groen - mag meteen zelf aan de slag.

Nieuw onderwerp: nu mag je zelf kiezen.
Ik moet alleen wel zien waar je bij hoort...
Ik verwacht dat iedereen goed aan de slag gaat.


Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 7 - Tekstslide



Doel
  • Zinsdelen in een zin vinden, ook als het lange zinsdelen zijn.
Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 8 - Tekstslide



Sommige zinsdelen kunnen uit veel woorden bestaan. In lange zinsdelen staan vaak opsommingen en bijvoeglijke bepalingen.


VB: Onze vriendelijke, oude buurman van hiernaast / bakt / tijdens de traditionele nieuwjaarsborrel in het buurthuis / oliebollen, appelflappen en nieuwjaarsrolletjes.



Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Lange zinsdelen

Slide 9 - Tekstslide



Vind je grammatica gemakkelijk?

Dan kun je nu vast aan het werk!


Huiswerk:

H3, Woordenschat,  opdr. 5

Grammatica, opdr. 1 en opdr. 2 OF 3

Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Groene groep

Slide 10 - Tekstslide



We gaan even oefenen: dat werkt het beste.

Schrijf achterin je schrift!

Wat is hier de pv?


In de digitale nieuwsbrief vind je de leuke nieuwtjes, verschillende voordeelacties en prijsvragen.



Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Extra uitleg

Slide 11 - Tekstslide



Schrijf achterin je schrift!

Wat is hier het ow?

En wat het wwg?


In de digitale nieuwsbrief vind je de leuke nieuwtjes, verschillende voordeelacties en prijsvragen.



zin
Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Extra uitleg

Slide 12 - Tekstslide



Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Extra uitleg

Nieuwe zin!

Wat is hier het ow?


Deze prachtige aangrijpende film over de Tweede Wereldoorlog draait uitsluitend op woensdag, vrijdag en zondag in de bioscoop.





Slide 13 - Tekstslide



Aan de slag!

Nu kunnen  jullie aan de slag.


Huiswerk:

H3, Woordenschat,  opdr. 5

Grammatica, opdr. 1 en opdr. 2 OF 3

Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 14 - Tekstslide



ZS
  • Je werkt voor jezelf en in stilte.
  • Je weet wat je moet doen.


Je maakt H3, Woordenschat.

Klaar? Je kunt verder werken aan Woordenschat.

Ook klaar? Je kunt nakijken.

Huiswerk:

H3, Woordenschat,  opdr. 5

Grammatica, opdr. 1 en opdr. 2 OF 3


Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 15 - Tekstslide



ZF
  • Je werkt voor jezelf. Je mag fluisterend overleggen.
  • Je weet wat je moet doen.


Je maakt H3, Woordenschat.

Klaar? Je kunt verder werken aan Woordenschat.

Ook klaar? Je kunt nakijken.


Huiswerk:

H3, Woordenschat,  opdr. 5

Grammatica, opdr. 1 en opdr. 2 OF 3

Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide



Doel
  • Zinsdelen in een zin vinden, ook als het lange zinsdelen zijn.
Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 17 - Tekstslide



Doel behaald?
Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?

Mijn collega haalde gisteren een hele grote bak met döner, patat,  sla en kaas voor iedereen. 
Vandaag
  • Info
  • DDU
  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting

Huiswerk:

H3, Woordenschat,  opdr. 5

Grammatica, opdr. 1 en opdr. 2 OF 3

Slide 19 - Tekstslide

Iemand in de gelegenheid stellen betekent:
A
iemand aan werk helpen
B
iemand de mogelijkheid geven
C
iemand opleiding
D
iemand verplichten

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:
in de soep gelopen
A
mislukt
B
goed rondkijken
C
genoeg geld verdiend
D
een geheim verklapt

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:
je ogen goed de kost geven
A
mislukt
B
goed rondkijken
C
van mijn stuk brengen
D
onthoud goed

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:
mijn mond voorbij gepraat
A
van mijn stuk brengen
B
een geheim verklapt
C
mislukt
D
genoeg geld verdiend

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:
niet uit het veld slaan
A
van mijn stuk brengen
B
een geheim verklapt
C
goed rondkijken
D
genoeg geld verdiend

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:
knoop dat goed in je oren
A
mislukt
B
een geheim verklapt
C
goed rondkijken
D
onthoud goed

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:
schaapjes op het droge
A
genoeg geld verdiend
B
een geheim verklapt
C
goed rondkijken
D
van mijn stuk brengen

Slide 26 - Quizvraag

SAMENGESTELDE ZINNEN


In iedere zin staat een persoonsvorm. Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp is een enkelvoudige zin. 

 Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 27 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een verbindingswoord, zoals: maar, omdat of want, kun je van twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Rens drinkt cola. Lot drinkt water. 

->

Rens drinkt cola en lot drinkt water.



Slide 28 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:


VOORBEELD:

Joep pakte zijn trui. Hij had het koud.

->

Joep pakte zijn trui, omdat hij het koud had.



Slide 29 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.


VOORBEELD:

De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.

                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 30 - Tekstslide

Is de zin een samengestelde zin?
Je kunt te allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?
Ik kan het bedrag wel contant betalen, maar bij voorkeur pin ik even.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?
Jetta krijgt een bril, omdat ze in de verte niet goed kan zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quizvraag

SAMENGESTELDE ZIN

Zo vind je de persoonsvormen en onderwerpen in een samengestelde zin:

  • zet de zin in een andere tijd:

je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.

De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.


VB: Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.

 ->

Tom schreeuwde, omdat hij zijn arm had gebroken.

Slide 34 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 35 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 36 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 37 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 38 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 39 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 40 - Tekstslide

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Is
FIETSEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quizvraag

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 44 - Quizvraag

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 45 - Quizvraag

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 46 - Quizvraag

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 47 - Quizvraag

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 48 - Quizvraag

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 49 - Quizvraag