toets tips

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Toets tips

Waar moet je op letten?

welke vraagsoorten zijn er?

wat moet je vooral niet doen? 

Vraagsoorten

• beschrijvende vraag
• verklarende vraag
• waarderende vraag

beschrijvende vraag

een vraag die vak begint met: wat, hoe, welke, wanneer....

voorbeeld

Welke landen waren aanwezig in Versailles tijdens het tekenen van het verdrag?

verklarende vraag

een vraag die vaak begint met: waarom, waardoor, geen verklaring voor.... wat is de oorzaak van.....

Voorbeeld

Waarom was Rusland niet uitgenodigd voor de vredesbesprekingen?

waarderende vraag

een vraag die vaak begint met: vind je.......? is de......?

voorbeeld

vind je dat de Duitsers te zwaar werden gestraft?

Om te 

onthouden

• De opdracht wordt aangegeven met '⇒'...
• Regel overslaan tussen elke opdracht...
  
• Hoofdletter gebruiken bij meerkeuze...
• Niet meer antwoorden invullen dan gevraagd...
• Beantwoord elk onderdeel van de vraag...
• Altijd iets invullen...
• Het bijschrift geeft veel informatie...
• 'Uit de bron' gebruiken, ook echt 'uit de bron' halen...
• 'Let op!' betekent dus opletten...
• Herstel fouten duidelijk...
• Gebruik de juiste opdrachtnummering...
• Werk sommige antwoorden eerst in klad uit...

En 'Doe het zo'....doe je ook zo!

Niet alleen voor degenen die het nakijken, maar ook omdat het je helpt bij het beantwoorden van de vraag en het formuleren van een goed antwoord!

!

Examentip

Gebruik geen woorden als IEDEREEN, ALLE, ALLEMAAL, NOOIT, of ALLES.

B.v.: “Iedereen houdt van vakantie”. Deze omschrijving is niet goed! Heel veel mensen houden van vakantie maar er is ook een kleine groep mensen die vakanties haat!

BEN JE KLAAR MET DE TOETS CHECK JE ANTWOORDEN OP HET VOLGENDE:

Gebruik geen begrippen als GOED, SLECHT of TOEN. Leg uit wat er GOED is, wat SLECHT is, wanneer TOEN was.

Dit is een fout antwoord: “Ze vonden dat het allemaal goed was”! 

Wie zijn “ze”, wat is “dat”, wat is “het” wat is dat goede, en het woord “allemaal” zal waarschijnlijk ook niet kloppen.

 

Gebruik geen woorden als IEDEREEN, ALLE, ALLEMAAL, NOOIT, of ALLES.

Hoe moet je je voorbereiden?

• begrippen
• personen
• jaartallen
• gebeurtenissen

Noem twee personen uit dit hoofdstuk

noem 3 begrippen uit dit hoofdstuk

noem een belangrijke gebeurtenis uit dit hoofdstuk

Schrijf 3 dingen op
die je van dit hoofdstuk (WO1) hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je nog
niet zo goed hebt begrepen