Versterk jezelf, spelling hoofdletters, aaneenschrijven, tussen -n en tussen -s

Nederlands
Jaar 1 en 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Jaar 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

’s middags scheen de zon.

Slide 2 - Woordweb

Je schrijft een hoofdletter:
aan het begin van elke zin. Als de zin begint met ’s komt de hoofdletter daarna:

Vandaag is het mooi weer.
’s Middags scheen de zon.

Slide 3 - Tekstslide

hij zei: ‘ik ga vanavond naar de bioscoop.’

Slide 4 - Woordweb

Je schrijft een hoofdletter:
aan het begin van een zin in de directe rede.

Slide 5 - Tekstslide

wij gaan overmorgen naar de kerstmarkt.

Slide 6 - Woordweb

Woorden die afgeleid zijn van feestdagen schrijf je niet met een hoofdletter!

Slide 7 - Tekstslide

meneer van loon stuurde ons een mooie vakantiefoto.

Slide 8 - Woordweb

Je schrijft een hoofdletter: 
bij eigennamen van bijvoorbeeld personen, dieren, landen, provincies, plaatsen, rivieren, gebergten, bedrijven, instellingen, boeken, liedjes, films en feestdagen.

Let op: van, de, der, op of in aan het begin van een achternaam krijgt geen hoofdletter als de voornaam of voorletter ervoor staat.
Henry van Loon - meneer Van Loon
M. op de Beek-de Vlieg - mevrouw Op de Beek-de Vlieg

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingen

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
rugzak toerisme
B
rugzaktoerisme

Slide 10 - Quizvraag

Samenstellingen 
Antwoord b is juist: je schrijft samenstellingen zo veel mogelijk aan elkaar. Zit er in de samenstelling een naam met spaties, dan neem je die spaties over: Spice Girlsreünie.

Een samenstelling schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar. Dus ook als het woord erg lang wordt, of als delen van het woord uit een vreemde taal komen. Bijvoorbeeld: lichtgewichtrugzak en sciencefictionserie.


Als de samenstelling een naam met meerdere delen bevat, dan moet je de spaties uit de naam overnemen: Bob Dylanplaat en Middellandse Zeegebied.

Slide 11 - Tekstslide

Getallen

Welke zin is juist?
A
We hebben in de vakantie precies duizend vijftig kilometer gefietst.
B
We hebben in de vakantie precies duizendvijftig kilometer gefietst.

Slide 12 - Quizvraag

Samenstellingen 
Een getal dat je in letters schrijft, moet je aaneenschrijven: zeventig, vijfhonderd en negenhonderdnegenennegentig.

Een getal dat je in letters schrijft, schrijf je dus in principe aan elkaar. Maar na duizend volgt altijd een spatie. Combinaties met miljoen en miljard schrijf je ook los, net als breuken: drieëntwintig miljoen, twee miljard, een vijfde.

Antwoord a is juist. 

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetsels

Welke zin is juist?
A
Kan ik erop rekenen dat je komt?
B
Kan ik er oprekenen dat je komt?

Slide 14 - Quizvraag

Samenstellingen 
Als een voorzetsel niet bij het werkwoord hoort, verbind je het met het voorzetsel dat eraan voorafgaat of met de bijwoorden er, hier, daar en waar: erop rekenen, hieruit concluderen, daarvan op de hoogte zijn.
Dus: Kan ik erop rekenen dat je komt? In deze zin hoort op niet bij rekenen (het is niet *oprekenen).

Een voorzetsel schrijf je apart van het werkwoord als het daar geen deel van uitmaakt (het is houden van, niet *vanhouden).

Slide 15 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Hondenhok
B
Hondehok

Slide 16 - Quizvraag

Tussen -n

Een samenstelling krijgt een tussen -n als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is. Maar let op: alleen als dit zelfstandig naamwoord uitsluitend een meervoud op -(e)n heeft. 

Dus:
- banenjacht (want het meervoud is banen)
- hondenhok (want het meervoud is honden)

Slide 17 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Aspergessoep
B
Aspergesoep

Slide 18 - Quizvraag

Geen tussen -n

In alle andere gevallen schrijf je alleen een -e. Bijvoorbeeld:
- aspergesoep: het meervoud van asperge is asperges, met een -s.
- Secretaressedag: het meervoud van secretaresse is secretaressen óf secretaresses. Het woord heeft dus niet uitsluitend een meervoud op -(e)n.
- roggemeel: rogge heeft helemaal geen meervoud en krijgt dus ook geen -n.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is juist?

In de...
A
Maneschijn
B
Manenschijn

Slide 20 - Quizvraag

Uitzonderingen

Uitzonderingen op de regel:
1 Unieke zaken of personen: maneschijn, hellepoort, zonnegod.
2 Bijvoeglijk naamwoord met versterkende betekenis: apetrots, boordevol, reuzeleuk.
3 Niet meer herkenbaar: bolleboos, kattebelletje, ruggespraak.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is juist?

A
Meningverschil
B
Meningsverschil

Slide 22 - Quizvraag

Tussen -s

Hoor je een -s, dan schrijf je ook een -s. Bijvoorbeeld: meningsverschil en dameskleding.

Kun je de -s niet horen, vervang dan het tweede deel door een woord waarbij je het wel kunt horen. Bijvoorbeeld: topsporter is zonder -s, want het is ook topatleet. 


Slide 23 - Tekstslide