Week 4 2 H

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Programm

Rückblick

Grammatik

Aufgaben

Ende

Rückblick

Grammatik

Jullie hebben geleerd dat:

• der = mannelijk
• die = vrouwelijk
• das = onzijdig
• die = meervoud

Met welke NL lidwoorden komen deze overeen?

Grammatik

Je weet nu de/het in het Duits, maar je mist nog een lidwoord...

een

Hoe zeg je een in het Duits?

Ein oder Eine

Ook ein kan veranderen met het zelfstandig naamwoord:

• ein = mannelijk
• eine = vrouwelijk
• ein = onzijdig
• eine = meervoud

Zie je een ezelsbruggetje?

Ein-Gruppe

Je hebt vast gezien dat in het Duits meer woorden lijken op ein.

• Mein
• Dein
• Kein
• Sein

Deze woorden gaan net als ein

Ein-Gruppe

Woorden hoeven altijd op ein te eindigen om in de Ein-Gruppe te zitten.

mijn, jouw, zijn, haar, jullie, ons, uw, hun etc.

Wat zijn dit voor woorden?

Ein-Gruppe

Bezittelijke voornaamwoorden horen bij de Ein-Gruppe.

Deze krijgen dus dezelfde uitgangen bij:

mannelijk

vrouwelijk

onzijdig

meervoud

mijn boek

jouw vrouw

onze kast

geen mannen

... Buch (o)

... Frau (v)

... Schrank (m)

... Männer

Aufgaben

44 auf Seite 105 und 106

45 auf Seite 106

46 auf Seite 107

47 auf Seite 108

48 auf Seite 108

49 auf Seite 108

Kies 3 opdrachten

Korrektur Zum Schluss

Lesen TB Seite 33

Voor je echt gaat lezen:

• Waar kan je deze tekst vinden?
  
• Waar gaat deze tekst over?
  
• Waarom is de grafiek belangrijk?
  

Hoe heb je antwoord gegeven zonder de tekst echt te lezen?

Korrektur

Aufgabe 42 auf Seite 103

Aufgabe 43 auf Seite 105

Ende