Einde van het Romeinse Rijk: veel oorlog weinig handel
Boeren verbouwen wat ze zelf nodig hebben: geen specialistie, opbrengst is laag
Boeren moeten een deel van hun oogst afstaan aan hun heer
Gevolg er komen veel hongersnoden
Slide 6 - Tekstslide
Waarom werd er bijna niet meer gehandeld na de val van het Romeinse Rijk?
A
Mensen wilden liever weer aan ruilhandel doen.
B
Er was geen sterk leger meer om te zorgen voor de veiligheid in het land.
C
De wegen werden niet meer onderhouden
D
Er waren minder opbrengsten dus dan kan je ze ook niet verkopen. .
Slide 7 - Quizvraag
Waardoor ontstonden er hongersnoden in de Middeleeuwen
A
Er waren te weinig boeren
B
Er was veel droogte in de Middeleeuwen
C
boeren verbouwden alleen wat ze zelf nodig hadden
D
Boeren moesten een deel van hun oogst aan hun heer geven
Slide 8 - Quizvraag
Uit welke drie standen bestond de middeleeuwse standensamenleving?
A
Boeren, ridders en horigen
B
Geestelijken, boeren en ambachtslieden
C
Edelen, boeren en horigen
D
Boeren (horigen), geestelijken en edelen.
Slide 9 - Quizvraag
Samengevat
Na de val van het Romeinse Rijk werd onveilig in Europa, de handel kwam stil te liggen.
Boeren zochten bescherming tegen bendels en/of Vikingen en woonden in de buurt van de heer en het kasteel. Ze deden hiervoor herendiensten en betaalden belasting.
Europa kenden meerdere rijken. De koning/Leenheer kon zo'n groot land niet besturen/beschermen en'leende' zijn land uit en liet het besturen door vazallen/leenmannen. In ruil voor trouw.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe noemen we de klusjes die de horigen moesten doen voor de landheer?
A
slavenarbeid
B
pacht
C
rotklusjes
D
herendiensten
Slide 11 - Quizvraag
De vikingen vallen aan
800- 918 na Chr.
Slide 12 - Tekstslide
Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
900: Vikingen gaan met hun schepen vanuit Scandinavie op rooftocht.
Slide 13 - Tekstslide
Noormannen
Rond het jaar 900 vertrekken de Noormannen (of Vikingen) vanuit Scandinavie. (Boeren)
De Vikingen hebben erg goede schepen.
Ze gebruikten hun schepen om handel te drijven, maar ook om op rooftocht te gaan.
De vikingen ontdekken dat Europa zwak is en roven steeds meer spullen bij elkaar
De Vikingen geloofden dat ze in het Walhalla (de Vikinghemel) kwamen als zij dapper vochten. Sterven in de strijd was de hoogte mogelijke eer. Valt het je ook op dat de Vikingen op de afbeelding helmen zonder hoorns dragen... Dat komt omdat de hoorns er later bij bedacht zijn, in het echt hadden ze dat helemaal niet!
Slide 14 - Tekstslide
De oudste zoon erfde het grootste stuk land, de anderen kinderen kregen ook een klein stukje land.
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
De vikingen waren van oorsprong
A
boer
B
indianen
C
ridders
D
rendierjagers
Slide 16 - Quizvraag
Schepen
Om te reizen bouwden de Vikingen goede schepen, de bekendste is het langschip. Dit schip was snel en licht, en geschikt voor handel en oorlog. Ze konden met die schepen goed op de zee en goed op de rivieren varen, een groot voordeel!
Op de voorkant werd vaak uit hout een draken- of slangenkop gesneden om tegenstanders bang te maken en boze geesten te verjagen.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het vaderland van de Vikingen?
A
Scandinavië
B
IJsland
C
Zweden/Noorwegen
D
Walhalla
Slide 19 - Quizvraag
Vikingen kwamen niet alleen om te plunderen
Soms bleven ze in de nieuwe gebieden wonen om het land te bewerken
Vooral Noorse vikingen waren opzoek naar landbouwgronden, omdat het land in Noorwegen rotsachtig is en niet zo geschikt voor landbouw
Slide 20 - Tekstslide
Toen de vikingen weg waren
veel kloosters verwoest. Veel kennis verloren
Handel neemt af door onveiligheid
Ridders bouwen kastelen om zich te beschermen tegen de vikingen
Slide 21 - Tekstslide
De pest in Europa
De pest door de ogen van schilder Pieter Brueghel de Oude (1562). Voor veel mensen moet de pest zo zijn ervaren: overal dode mensen en complete steden die zijn verlaten.
Slide 22 - Tekstslide
Wat weten jullie over de Pest
Slide 23 - Woordweb
De pest in Europa
In 1347 komt de pest aan in Europa: vanuit het zuiden richting het noorden
Via de handelverspreidt de ziekte zich razendsnel door Europa
De viezigheid en het ongedierte in de middeleeuwse steden helpen ook mee in het ontstaan van de grote pestepidemie van 1347 tot 1351
Uiteindelijk sterft 1/3 van de Europese bevolking, ongeveer 20 miljoen mensen.
De pest door de ogen van schilder Pieter Brueghel de Oude (1562). Voor veel mensen moet de pest zo zijn ervaren: overal dode mensen en complete steden die zijn verlaten.
Slide 24 - Tekstslide
De verspreiding van de pest tussen 1347-1351
1347
midden 1348
begin 1349
eind 1349
1350
1351
kleine uitbraak van de pest
Slide 25 - Tekstslide
Kenmerken van de Pest
Zwarte bulten bij oksels en nek
Koorts
Bloed hoesten
Was je besmet? Dan was het risico dat je doodging 60 tot 80 procent!
Slide 26 - Tekstslide
Masker
Het masker bedekte het hele hoofd tegen de lucht van de pest. Men dacht namelijk dat door lucht de pest verspreidt werd. In de snavel van het masker zat vaak knoflook, kruiden of bloemen om de stank van de zieken en doden op afstand te houden.
Stok
De stok was een manier van de dokter om de zieken te behandelen zonder ze te hoeven aanraken.
Mantel
Deze mantel was vaak van leer. En diende als bescherming tegen de vlooien van de ratten die de pest verspreidden. Maar dat wist men toen nog niet.
Handschoenen
De handschoenen zorgden ervoor dat de handen niet direct in contact kwamen met de zieken.
Hoed
De hoed had geen functie. Dit vonden ze gewoon mooi!!
Laarzen
De laarzen waren gemaakt van leer. Deze waren bedoeld om viezigheid tegen te houden. Vooral in de straten van de stad.
Slide 27 - Tekstslide
Waardoor wordt de pest verspreidt?
A
Ratten
B
Vlooien
C
Katten
D
Honden
Slide 28 - Quizvraag
Hoe wordt de pest ook wel genoemd?
A
Pukkelkoorts
B
De zwarte koorts
C
De zwarte dood
D
Rattenpukkels
Slide 29 - Quizvraag
tussen welke jaartallen werd de pest verspreid?
A
1347-1351
B
1247-1250
C
1347-1349
D
1346-1349
Slide 30 - Quizvraag
Welke groep krijgt de schuld van de pest?
A
Christenen
B
Moslims
C
Joden
D
Heidenen
Slide 31 - Quizvraag
Gevolgen van het pestepidemie
Ongeveer 1/3 van de Europese bevolking komt om.
Er ontstaat totale chaos in Europa.
Joden werden de zondebok en werden vermoord.
Twijfels over het (katholieke) geloof. Was dit wel het ware geloof? Waarom zou God zo zwaar straffen?
Slide 32 - Tekstslide
Ellende in Europa
Steden waren kleiner en armer
te weinig boeren om het land te
bewerken
Voedsel werd duur
Boeren stelden eisen aan hun heer: ze willen geld voor hun werk
Slide 33 - Tekstslide
Watersnood in Nederland
De Sint-Elisabethsvloed 1421
Nederland had in de middeleeuwen veel last van overstromingen= watersnoden
1421: Sint-Elisabethsvloed. Polder de Grote Waard en 30 dorpen verdwijnen onderwater
Oorzaken dijken slecht onderhouden doordat er veel oorlog was
Na de ramp: aanleg van nieuwe dijken droogleggen van De Grote Waard
Na 3 jaar klaar, maar toen kwam er een nieuwe watersnood: ontstaan van de Biesbosch
Slide 34 - Tekstslide
Welk gebied in Nederland is ontstaan door de Sint-Elisabethsvloed?
A
De Noordoostpolder
B
Het Markermeer
C
De Biesbosch
D
Het Tjeukemeer
Slide 35 - Quizvraag
Watersnoodramp 1953
Ooorzaken:
slechte dijken
Zware noordwester storm
Springvloed
Na de Ramp:
Berichten in bioscopen, op de radio en in kranten
Veel hulpverlening
Deltaplan
Huizen die door de Scandinavische landen werden geschonken aan de slachtoffers van de ramp
Slide 36 - Tekstslide
Het Deltaplan
- De Deltawerken
- Dijken en dammen
- Veiliger wonen
Slide 37 - Tekstslide
Waarom zijn de Deltawerken aangelegd?
A
Om werk te hebben tijdens de crisisjaren na 1933.
B
De watersnoodramp van 1953.
C
De Sint-Elisabethsvloed van 1421.
Slide 38 - Quizvraag
Wat wordt er niet gedaan om een watersnood te voorkomen?
A
Stormvloedkering
B
Dijken versterken
C
Zandzakken plaatsen
D
Water oppompen
Slide 39 - Quizvraag
Wat is de overeenkomst tussen De Sint-Elisabethsvloed en de watersnood ramp in 1953
A
Na beide rampen werden er deltawerken aangelegd
B
Bij beide rampen was een oorzaak slecht onderhoud en verzwakte dijken door oorlog
C
Bij beide rampen was de oorzaak dat er door oorlog geen dijken waren aangelegd
Slide 40 - Quizvraag
That's it!
In sneltreinvaart door blok 3.
Volgende les behandelen we blok 4.
Maak blok 3 af, stel vragen als je opdrachten niet snapt en kijk na. De antwoorden vind je in de bestanden van Teams.