Talent 3.5 woorden VMBO T1

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen

Slide 1 - Tekstslide

Talent 3.5 woorden VMBO T1
doelen:
  • ongeveer 25 nieuwe woorden
  • je leert wat tegenstellingen zijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Nauw kan betekenen:
1. sterk/hecht
2. smal/krap
3. precies
Kies de juiste betekenis: ik trek de broek aan, maar hij zit zo nauw.
A
sterk/hecht
B
smal/krap
C
precies

Slide 4 - Quizvraag

Nauw kan betekenen:
1. sterk/hecht
2. smal/krap
3. precies
Kies de juiste betekenis:
Die vrienden hebben zo'n nauwe band, ze delen al hun geheimen.
A
sterk/hecht
B
smal/krap
C
precies

Slide 5 - Quizvraag

Nauw kan betekenen:
1. sterk/hecht
2. smal/krap
3. precies
Kies de juiste betekenis:
Het straatje werd nauwer, de auto stond klem.
A
sterk/hecht
B
smal/krap
C
precies

Slide 6 - Quizvraag

Nauw kan betekenen:
1. sterk/hecht
2. smal/krap
3. precies
Kies de juiste betekenis:
Gebruik ongeveer twee eetlepels olijfolie, het komt niet zo nauw.
A
sterk/hecht
B
smal/krap
C
precies

Slide 7 - Quizvraag

Nauw kan betekenen:
1. sterk/hecht
2. smal/krap
3. precies
Kies de juiste betekenis:
Je moet goed meten. Het luistert nauw, anders past het straks niet.
A
sterk/hecht
B
smal/krap
C
precies

Slide 8 - Quizvraag

tegenstellingen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het tegenovergestelde van 'groot'?
A
breed
B
klein
C
hoog
D
uitgestrekt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van 'warm'?
A
gematigd
B
temperatuur
C
heet
D
koud

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van 'licht'?
A
zacht
B
glimlach
C
helder
D
donker

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van 'snel'?
A
flitsend
B
vlot
C
traag
D
gehaast

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van 'blij'?
A
opgewonden
B
gelukkig
C
verdrietig
D
tevreden

Slide 14 - Quizvraag

voor- en achtervoegsels

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent het voorvoegsel 'on-'?
A
wel
B
niet
C
tegen
D
voor

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het achtervoegsel '-loos'?
A
aanwezig
B
met
C
afwezig
D
zonder

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel 'anti-'?
A
voor
B
goed
C
tegen
D
fout

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent 'onbekend'?
A
duidelijk
B
niet bekend
C
niet herkend
D
kennis

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent 'kleurloos'?
A
zichtbaar
B
zonder kleur
C
troebel
D
transparant

Slide 20 - Quizvraag