begrippen 4.1 en 4.2

 4.1 en 4.2
een les in antwoord geven.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 4.1 en 4.2
een les in antwoord geven.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe taalvaardig schat je jezelf in?
110

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moeite heb je met het formuleren van de antwoorden uit het boek?
010

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moeite heb je met het lezen van de tekst?
010

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind begrijpend lezen moeilijk.
010

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

als ik een text lees, dan weet ik niet alteid of ik het goed begrepen hebt. Soms moet ik dingen twee keer keer lezen, waar door ik tijd verlies met lezen. Hoeveel fouten heeft deze tekst?
010

Slide 6 - Poll

6
Welke woorden uit de vraag moet je in je antwoord plaatsen?
A
onderwerp
B
plaats
C
lidwoorden
D
proces

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor onderdelen heeft deze vraag?
De stad Rotterdam heeft te maken met een demografische groei, waardoor er steeds minder huizen beschikbaar zijn.
A
onderwerp
B
plaats
C
lidwoorden
D
proces

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet er staan op het gele vlak?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De overgang in het gebruik van fossiele brandstof naar hernieuwbare energie heet de

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebied rondom een voorziening waarin de meeste mensen gebruik maken van die voorziening

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een daling van het aantal inwoners duiden we aan met de term ... krimp.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen grootstedelijke functie?
A
theater
B
hogeschool
C
luchthaven
D
bibliotheek

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij aardrijkskunde moet bij een antwoord altijd de plaats worden genoemd.
Leg uit waarom in Zwolle er meer voorzieningen zijn voor studenten dan in Kampen.
Over welke plaats gaat de vraag?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij aardrijkskunde moet bij een antwoord altijd het onderwerp worden genoemd.
Leg uit waarom in Zwolle er meer voorzieningen zijn voor studenten dan in Kampen.
Wat is het onderwerp dat moet worden genoemd? 1 woord

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij aardrijkskunde moet bij een vergelijking beide plaatsen worden genoemd.
Leg uit waarom in Zwolle er meer voorzieningen zijn voor studenten dan in Kampen.
Welke plaats moet ook worden genoemd?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraag "Leg uit waarom in Zwolle er meer voorzieningen zijn voor studenten dan in Kampen." Hoe is die te beantwoorden?
A
in een woord
B
in een korte zin
C
in minstens twee zinnen
D
een heel verhaal

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom in Zwolle er meer voorzieningen zijn voor studenten dan in Kampen.
Geef antwoord op die vraag in twee zinnen.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom het plaatsen van windmolens leidt tot landschapsvervuiling.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoemvragen zijn korter: je moet een feit noemen. Geef antwoord op de volgende vraag: Benoem de reden waarom de reikwijdte voor supermarkten minder groot is dan voor een museum.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem datgene waar veel science parks naast zijn gevestigd.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Geef aan met welk aardrijkskundig begrip de afstand die mensen voor een voorziening willen afleggen wordt aangeduid

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk aardrijkskundig begrip het gebied wordt genoemd waarin de leerlingen wonen die gebruik maken van de school.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beredeneervragen zijn open vragen waarbij je vaak zelf begrippen moet gaan gebruiken. Stel, een beredeneervraag gaat over Amsterdam en over reclamebureaus. Welk begrip gebruik je dan?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beredeneervragen zijn open vragen waarbij je vaak zelf begrippen moet gaan gebruiken. Stel, een beredeneervraag gaat over dat een bedrijf failliet gaat omdat er steeds minder klanten wonen in de plek waar hij gevestigd is. Welk begrip over dat bedrijf gebruik je dan?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beredeneer de vestigingsplaatsfactor voor een distributiecentrum voor kleding in Nederland die is gaan vestigen in Utrecht bij de snelweg.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een ruimtelijke eigenschap van Texel waarom er geen windmolens op worden geplaatst

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies