Les 2: De bouw van organismen

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 1 les 2 De bouw van organismen
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3. 
Lesdoel
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 1 les 2 De bouw van organismen
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3. 
Lesdoel
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Lesopening
Pak je boek van biologie-verzorging voor je. 
Laat je boek nog even dicht op tafel liggen. 







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Terugblik.
- Welke levensverschijnselen kun je nog benoemen?
- Wat zijn innerlijke- en uiterlijke kenmerken?
- Leg uit wat levend/dood/levenloos is. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Lesdoel

1.  Je leert wat een orgaan is en voorbeelden geven

2.  Je leert wat een orgaanstelsel is en voorbeelden geven

3.  Je leert wat een cel is en voorbeelden geven

4.  Je leert van een torso de belangrijkste organen en kunt deze benoemen




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. INSTRUCTIE
Een orgaan is een deel van een organisme met één of meer functies.

Voorbeelden van organen:
maag, lever, hart, huid, oog, long

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organen
In de afbeelding zie je een model van een romp van de vrouw. Je noemt dat een torso. 
Je ziet hoe de verschillende organen er uitzien en waar ze liggen in de romp. Organen zijn delen van een organisme die bepaalde taken (functies) uitvoeren. Enkele voorbeelden zijn:

- Het hart en de bloedvaten: het bloed kan door het 
  lichaam stromen
- De huid: geeft bescherming van het lichaam

Een plant heeft ook organen, welke? Klik op de button.
Leer alleen de organen 2 t/m 7 en nr. 10 
Je weet waar ze in het torso liggen. 
Long
2
hart
3
Organen van planten
Wortel, stengel, blad, bloem
lever
4
maag
5
dikke darm
6
dunne darm
7
nier
10

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een orgaanstelsel is een groep organen die samen een bepaalde functie hebben.

Voorbeelden van organenstelsels:
verteringssteles, bloedvatenstelsel, bottenstelsel, zenuwstelsel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organenstelsels
Organen werken vaak samen met meerdere andere organen. Zo'n groep organen die samenwerken noem je een organenstelsel. Op de afbeelding zie je het verteringsstelsel.


Leer de organenstelsels
Je kunt enkele organen noemen
verteringsstelsel
slokdarm, lever maag dunne darm  dikke darm
bloedvatenstelsel
hart aorta holle ader bloedvaten
Bottenstelsel
Schedel rib wervelkolom dijbeen teenkootjes 
en nog veel meer
Zenuwstelsel
Hersenen  ruggenmerg  zenuwen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organenstelsels
Bloedvatenstelsel

Bottenstelsel

Zenuwstelsel

functie
Vervoeren van bloed door het lichaam
functie
Vorm en stevigheid voor het lichaam.
Bescherming en aanhechting van pezen.
functie
Doorgeven van signalen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een cel is een bouwsteen van een organisme.

Bouwsteen = een erg klein deel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Soorten cellen


De vorm van de cel 
heeft te maken met de functie van de cel. 





rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Botcel
Spiercel

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten cellen


Cellen kun je bekijken door een microscoop te gebruiken.

Ze lijken plat in de afbeelding maar jij weet inmiddels dat dit in werkelijkheid niet het geval is. 


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig, in stilte:
opdr. 13 t/m 19.

Ben je klaar?
1. Laat het de juf zien! Kijk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Lezen of tekenen. 
timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Evaluatie
- Welke organen kun je opnoemen?
- Noem een organenstelsel.
- Wat is een cel?

Huiswerk: 
Donderdag 23 september 2021 --> Les 1.2 opdr. 13 t/m 19.



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


nr. 2
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


nr. 5
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


nr. 10
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


nr. 6
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de huid
A
is een orgaan
B
is GEEN orgaan
C
is onderdeel van het bloedvatenstelsel
D
verteert je voedsel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit weet je nu


1.  Je kunt vertellen en uitleggen wat een orgaan is en voorbeelden geven

2.  Je kunt vertellen en uitleggen wat een orgaanstelsel is en voorbeelden geven

3.  Je kunt vertellen en uitleggen wat een cel is en voorbeelden geven

4.  Je kunt van een torso de belangrijkste organen aanwijzen en benoemen





Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenvatting / schema over Cellen
Elke dag, elk uur, elke seconde, vindt in je lichaam een van de belangrijkste gebeurtenissen in het leven plaats – cellen zijn aan het delen. 

Als cellen delen maken ze nieuwe cellen. Een enkele cel deelt en maakt zo twee cellen. Als deze cellen delen zijn er vier cellen en als deze weer delen zijn er 8 cellen etc. 

We noemen dit proces ‘celdeling’ en ‘celvermeerdering’, omdat er nieuwe cellen gevormd worden doordat oude cellen delen. 

Het vermogen van cellen om te delen is uniek voor levende organismen.
 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg een samenvatting / schema over Cellen
Waarom delen cellen? Cellen delen om vele redenen. Als je je knie schaaft bijvoorbeeld, dan delen cellen om de oude, dode of kapotte cellen te vervangen. Cellen delen ook zodat levende dingen kunnen groeien. Als organismen groeien, dan is dit niet omdat cellen groter worden. Organismen groeien omdat cellen delen en zo meer en meer cellen maken. In het menselijk lichaam deelt er dagelijks bijna twee biljoen keer een cel.
Hoeveel cellen heeft je lichaam?
Jij en ik zijn begonnen als een enkele cel, de bevruchte eicel. Tegen de tijd dat je volwassen bent heb je biljoenen cellen. Dat aantal hangt af van hoe groot iemand is, maar biologen denken dat het rond de 37 biljoen cellen zijn. Zoekuit hoeveel nullen een biljoen is en verwerk dat in je samenvatting.

Slide 24 - Tekstslide

Tip:

duizend 1.000 (1 met 3 nullen)
miljoen 1.000.000 (1 met 6 nullen)
miljard 1.000.000.000 (1 met 9 nullen)
biljoen 1.000.000.000.000 (1 met ? nullen)
biljard 1.000.000.000.000.000 (1 met 15 nullen)

Vervolg: een samenvatting / schema over Cellen
Het is belangrijk dat cellen delen, want zo kan je groeien en kunnen je wondjes genezen. 
Het is ook belangrijk dat cellen op bepaalde momenten weer stoppen met delen. Als een cel niet meer kan stoppen met delen terwijl dit wel moet, dan kan dat leiden tot de ziekte kanker.   


Sommige cellen, zoals huidcellen, zijn constant aan het delen. We moeten constant nieuwe huidcellen maken om de cellen die we kwijtraken te vervangen. Wist je dat we elke minuut 30.000 tot 40.000 dode huidcellen verliezen? Dat betekent dat we elke dag zo’n 50 miljoen cellen kwijtraken. Dat zijn heel wat huidcellen die we moeten vervangen, dus daarom is celdeling van huidcellen zo belangrijk. 

Andere cellen, zoals zenuwcellen en hersencellen, delen veel minder vaak. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies