3.2 Nederland en Europa

3.2 - Nederland en Europa
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

3.2 - Nederland en Europa

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  1. Je kunt beschrijven hoe de economie bloeide in Nederland in de 17e eeuw
  2. Je weet hoe Nederlandse steden groeiden
  3. Je weet hoe regels voor oorlogen ontstonden
  4. Je weet hoe Nederland oorlog voerde met omringende landen

Slide 2 - Tekstslide

Welvaart in de 16de eeuw
  • De handel met de Oostzee (moedernegotie) vormt de basis van de Nederlandse welvaart:
  • 1. Goedkoop graan dat duur doorverkocht werd op de Amsterdamse stapelmarkt
  • 2. Amsterdam wordt knooppunt van de handel: ontstaan wisselbank, grootste bank ter wereld
  • 3. Nederlandse gronden konden gebruikt worden voor specialisatie
    (boter, kaas,)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Groeiende steden
  • De bloeiende economie zorgde voor veel werkgelegenheid
  • Handelaren investeerden hun winst maken  in nieuwe projecten --> handelskapitalisme
  • Groei van steden door urbanisatie en migratie
  • Grachtengordel in Amsterdam als voorbeeld van een explosieve groei

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Republiek in oorlog
  • Welvaart zorgde voor veel vijanden
  • Oorlog met Spanje eindigt in 1648: vrede van Munster
  • 1672 Rampjaar: aanval van vier kanten
    --> Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen
  • Rechtsgeleerde Hugo de Groot stelt oorlogsrecht op: je mag alleen oorlog voeren voor zelfverdediging of een andere goede reden
  • De zee is van niemand, dus iedereen mag daar gebruik van maken


Slide 7 - Tekstslide

Wat hoort niet bij de Gouden Eeuw?
A
Bloei in de kunst
B
Bloei in de wetenschap
C
Groeiende handel en industrie
D
Groeiende handel en nijverheid

Slide 8 - Quizvraag

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 9 - Quizvraag

Wie was opperbevelhebber van leger en vloot?
A
De stadhouder
B
De gewesten
C
De Staten-Generaal
D
De koning

Slide 10 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Het Engelse parlement had weinig macht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De Engelse koning was absoluut vorst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag