wk 19: grammatica & tekstbegrip

les 1: grammatica
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

les 1: grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Grammatica:
  • Je weet dat een zin opgedeeld is in stukjes (zinsdelen)
  • Je weet dat zinsdelen te verplaatsen zijn binnen een zin
  • Je hebt geoefend met het onderwerp

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
  • Je kunt een zin zelf in zinsdelen verdelen
  • Je weet dat de betekenis van een zin kan veranderen als je zinsdelen verplaatst

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen met zinsdelen
Neem deze 2 zinnen over in je schrift. 

Cecilia van drie huizen verderop staat iedere
ochtend zichzelf voor de spiegel te bewonderen.

Iedere jaar zal dit succesvolle modemerk een
nieuwe collectie rond Kerst uitbrengen. 
  • Zoek de pv en zet deze tussen zinsdelen.
  • Alles wat voor de pv staat, is nu automatisch 1 zinsdeel.
  • Stel vragen als wie / wat / waar / wanneer / waarom / hoe, etc aan de overige zinsdelen. De stukken zin die antwoord geven op een vraag, zet je ook tussen zinsdelen.

Slide 4 - Tekstslide

Zoveel mogelijk verschillende zinnen maken
Als huiswerk heb je zoveel mogelijk verschillende zinnen met 1 basiszin gemaakt (zie opdracht kaartjes). 

Hoeveel verschillende zinnen heb jij kunnen maken? Is de betekenis in iedere zin hetzelfde gebleven? 

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten maken

blz. 76 opdracht 9 (was hw voor 1R + 1Q)
blz. 77 opdracht 12

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken

Slide 8 - Tekstslide

Afsluiting 1 vwo
Huiswerk volgende week 1e les:


Voor de volgende les ken/kun je:
- zinnen in zinsdelen verdelen
- onderwerp, werkwoordelijk gezegde, persoonsvorm in de zin vinden.






Slide 9 - Tekstslide

les 2: tekstbegrip

Slide 10 - Tekstslide

Terugblik
Tekstbegrip:
  • Je hebt samen met je docent de tekst over De Lente besproken en bent gestart met het maken van de opdracht (blz. 211 opdracht 8).

Slide 11 - Tekstslide

Tekstbegrip
  • Je weet wat hoofd- en bijzaken zijn. 
  • Je kunt hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden
  • Je weet wat feiten en meningen zijn en kunt ze van elkaar onderscheiden.
  • Je kunt objectieve en subjectieve woorden in een tekst herkennen.
  • Je weet wat een hoofdgedachte is en waar je die kunt vinden.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken:

- kernzinnen
- hoofdgedachte
- overige belangrijke zinnen
Bijzaken:

- voorbeelden
- extra uitleg 
- plaatjes

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een zin die de tekst samenvat of de belangrijkste strekking van de tekst weergeeft.

De zin staat bijna altijd letterlijk in de slotalinea. Als je de zin zelf moet bedenken, gebruik je deze alinea daarvoor.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht bij blz. 211 'Lente'

Lees de 2e alinea nog een keer door en zoek 1 zin die een hoofdzaak is en 1 zin die een bijzaak is. Je moet je antwoord kunnen uitleggen als je de beurt krijgt. 

Slide 15 - Tekstslide

Oefening klassikaal
  1. Wat wilde men onderzoeken?
  2. Wat is de uiteindelijke conclusie?
  3. Wat is de hoofdgedachte?


Slide 16 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen
Het onderwerp van jouw tekst wordt: Leren op afstand

1. Op welke vraag wil je een antwoord krijgen (onderzoeksvraag)?
2. Ga op zoek naar dit antwoord, gebruik internet. Noteer je gevonden antwoord.
3. Verwerk je antwoord in een korte tekst. Geef wat extra uitleg/informatie over het onderwerp.
4. Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot. Zet boven de tekst een titel.
5. Markeer de hoofdgedachte van jouw tekst.
6. Bedenk voor 1 alinea een tussenkopje en zet dat erboven.

In de volgende 2 dia's zie je een voorbeelduitwerking. Nu jij! Je maakt deze opdracht in je schrift. Volgende week rond je de opdracht af. 
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Gekozen onderwerp: aardbevingen (dit onderwerp kunnen jullie niet kiezen)

1. Op welke vraag wil je een antwoord krijgen?
Waarom hebben wij nauwelijks last van aardbevingen? 
2. Ga op zoek naar dit antwoord, gebruik internet.
Nederland ligt midden op een aardplaat en niet aan de grens ervan waar bevingen plaatsvinden. 
3. Verwerk je antwoord in een korte tekst.
zie volgende dia
4. Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot. Zet een titel boven de tekst.   zie volgende dia
5. Markeer de hoofdgedachte van jouw tekst. zie volgende dia 


Slide 18 - Tekstslide

Een aardbeving bij ons?

Regelmatig hoor je in het nieuws dat er ergens een aardbeving is geweest. Die plekken zijn vaak ver bij ons vandaan. Hoe komt het dat wij hier amper mee te maken hebben?

Ontstaan aardbevingen
De aardkorst bestaat uit verschillende platen die voortdurend in beweging zijn. Ze bewegen slechts een paar centimeter per jaar. Dit merken wij niet, maar er staat wel veel spanning op deze platen. Als een plaat stopt met bewegen, wordt deze spanning erg groot. Met een enorme schok komen ze weer los en weer in beweging. Door de enorme schok komt de ene plaat tegen de andere aan. Op plekken waar platen elkaar op deze manier raken, ontstaan aardbevingen. 

Nederland ligt midden op een aardplaat en niet aan de grens ervan waar bevingen plaatsvinden. 

Slide 19 - Tekstslide

Objectieve en subjectieve woorden
Objectief: Vanavond en vannacht is er een afwisseling van wolkenvelden en brede opklaringen. In het noordwestelijk kustgebied kan een enkele bui voorkomen, in de rest van het land is het overal droog.

Subjectief: De tekenaars waren van een grote klasse en hun schilderijen waren prachtig.

Subjectieve woorden geven aan wat iemand van iets vindt.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht subjectief en objectief taalgebruik
Maak 2 kolommen in je schrift. Boven de ene schrijf je 'objectief' en boven de andere 'subjectief'. 
Pak een leesboek. Ga op zoek naar zinnen met alleen maar objectieve woorden. Schrijf deze 5 voorbeeldzinnen in die kolom.  Schrijf de zin helemaal op.
Doe hetzelfde bij de subjectieve woorden. Onderstreep de
 subjectieve woorden in de 5 voorbeeldzinnen. 
timer
4:00

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting 1 vwo
Huiswerk volgende week 2e les:

blz. 211 opdracht 8 (helemaal)





Slide 22 - Tekstslide